search
top

Arbeid blijft mensenwerk – of hoe monetaire flexibilisering tot een lagere werkloosheid kan leiden.

Binnen de economische wetenschap wordt een debat uitgevochten. Soms is dit gevecht hevig, soms wat minder – maar het is altijd aanwezig. Heel kort samengevat gaat het om het karakter van een monetaire markteconomie. Is een dergelijke economie het beste af met een systeem van ‘rigide geld’ en ‘flexibele markten’ of is het soms beter om ook het geld flexibel te maken, de inflatie wat op te laten lopen, de rente wat lager te laten en de waarde van de schulden in de economie wat te laten dalen om de markten, die toch nooit helemaal flexibel zijn, een steuntje in de rug te geven? Paul Krugman, een van de economen uit het ‘flexibel geld’ kamp, wijst daarbij op de Canadese ervaring. Een ‘rigide geld’ politiek gericht op hoge rente en een lage inflatie leidde in de jaren negentig tot wat later bekend zou worden als ‘The great Canadian slump’, een economische teruggang die veel heviger was dan de bescheiden crisis die tezelfdertijd in de VS, waar een flexibeler geldpolitiek gevoerd werd, optrad. Dat het noodzakelijk is om in een dergelijke situatie een ‘flexibel geld’ politiek te voeren komt door Krugman onder meer omdat prijzen nou eenmaal makkelijker omhoog dan omlaag gaan, een hebbelijkheid die juist ook geldt voor de belangrijkste prijs in onze economie, het arbeidsloon. Voor alle duidelijkheid: deze ‘plakkerigheid’van de lonen is geen artefact van de huidige tijd met vakbonden en cao’s maar was in zelfs nog sterkere mate al kenmerkend voor de (uiterst kapitalistische) economie van de Republiek van de Verenigde Nederlanden – terwijl prijzen van de voornaamste voedingsmiddelen zomaar twintig of veertig procent per jaar stegen of daalden bleven de nominale Hollandse daglonen tweehonderd jaar lang gelijk! En dan niet ongeveer gelijk, nee, gelijk. Op de een of andere manier is de arbeidsmarkt kennelijk niet te beschrijven als een verzameling onafhankelijke contracten van niet met de rest van de wereld verbonden atomicons, maar moet deze gezien worden als een sociaal, cultureel en historisch geheel…. Daar is het laatste woord nog niet over gesproken. Maar duidelijk zal zijn dat het simpele vraag- en aanbodmodel niet voldoet voor de arbeidsmarkt – of we nou willen of niet, arbeid blijft mensenwerk.

Krugman wijst ons op het werk van de Canadese econoom …. In het artikel van deze econoom staat waar Krugman zich op baseert staat een grafiek waarbij de werkgelegenheid in Canada in de jaren negentig vergeleken wordt met de werkgelegenheid in de VS. Toen ik het artikel las dacht ik “dat komt mij akelig bekend voor”. En inderdaad: als twee druppels water lijken de werkgelegenheidsontwikkelingen in Canada in de jaren negentig op de huidige ontwikkelingen in de VS – vanaf het eerste kwartaal van 2008 tot nu toe (grafiek 1). Het angstaanjagende van de grafiek is natuurlijk dat de monetaire rigiditeiten die zo kenmerkend waren voor de Canadese economie van die jaren – bewust beleid, overigens! – de crisis nog vele jaren verlengde.

Grafiek 1. De participatieratio in Canada en de VS van 1990 tot 1995 en in de VS van 2008 tot 2011-I

Bronnen: Bureau of Labor Statistics, Fortin (1996).

Toevallig bleek Eurostat vandaag de meest recente Europese werkgelegenheidsgegevens gepubliceerd te hebben, wat de mogelijkheid geeft de Amerikaanse gegevens te vergelijken met de Europese. Duidelijk is dat, zoals bekend, de val na 2008 in Europa minder hevig was dan in de VS. Duidelijk is echter ook dat het herstel even een even kwakkelig karakter heeft – het geeft reden om structurele beleid monetaire rigiditeiten in de Euro economie – bewust beleid, overigens! – te flexibiliseren: een lagere rente en, zolang de werkloosheid zich boven de 3% bevindt, een hogere inflatiedoelstelling. Dit overigens mede omdat het structureel veel lagere loonniveau in de transitielanden die zijn toegetreden tot het Eurogebied gezien de ervaring van de afgelopen tien jaar zullen stijgen, met een stijging van het prijsniveau tot gevolg, wat rekentechnisch zal leiden tot een hogere gemeten inflatie maar wat in wezen geen daling van wat Menger de ‘interne’ waarde van het geld noemde maar een daling van de ‘externe waarde’ van het geld, oftewel een ruilvoeteffect. Hier kom ik later nog op terug.

 

Grafiek 2. De participatieratio in de EU en de VS van 2008 tot 2011-I

Bronnen: Eurostat, Bureau of Labor Statistics

Technische toelichting: 2011-I is voor de EU een schatting op basis van de Eurostatgegevens die voor een aantal landen voor 2011-I al wel bekend zijn en voor een aantal andere nog niet.

Fortin, P., ‘The great Canadian slump’ in ‘The Canadian journal of Economics 29-4 (1996) pp.761-787.

 

Leave a Reply

top