H.J.A. Hofland over het Midden-Oosten
In de NRC van 27 juli onderscheidt H.J.A. Hofland een drietal problemen voor het westen in het Midden-Oosten.
“Hoewel de strijd in Irak intussen officieel is gewonnen, zijn er nog tienduizenden Amerikaanse soldaten en vliegen er regelmatig tientallen Iraakse burgers de lucht in. Amerika kan Irak nog niet verlaten.
Intussen slaagden in het verwaarloosde Afghanistan de Talibaan erin zich te reorganiseren. Een grote Amerikaanse macht, voor een groot deel onttrokken aan die in Irak, begon het nieuwe offensief. Dat verloopt op allerlei manieren niet goed, zoals ook uit de nu gepubliceerde documenten blijkt. In Irak en Afghanistan wordt de hoofdmacht van de Amerikaanse strijdkrachten vastgehouden, zonder dat er een geloofwaardig uitzicht op verbetering is.
En in deze situatie van vruchteloosheid heeft zich het Iran van Ahmadinejad aangediend. Onder verdenking bezig te zijn aan het maken van een kernbom en niet ontvankelijk voor diplomatiek overleg. Wat te doen? De Europese Unie heeft strenge sancties aangekondigd. Zal dat helpen? Laten we het hopen. En anders: een oorlog, naast de twee die in het Midden-Oosten al zonder resultaat gevoerd worden?”
Al in eerdere kritieken op de Irak oorlog legde de ‘duif’ Hofland de Europese visie uit aan de NRC lezer. Hofland gaf een maand voor de start van de oorlog aan dat de Europeanen het in principe eens waren met de doelstellingen van Washington maar “het gaat om de manier waarop en de omstandigheden waaronder Washington dit doel nu in geforceerd tempo wil bereiken: met deze instant oplossing die een groot risico van een debacle in zich draagt.” De Amerikanen houden er een ongezonde vorm van idealisme op na. “De Amerikanen van Bush stellen zich nu voor dat Saddam snel wordt ‘verwijderd’, de zegevierende soldaten in Bagdad als bevrijders worden begroet, net als in Kabul, waarna onder een bezetting de wederopbouw van Irak kan beginnen. Zo’n opvoeding tot democratie kan dan een paar jaar in beslag nemen.” De vele analogieën die werden getrokken door Amerikaanse beleidsmakers tussen het succes in democratisering na de bevrijding van Nazi-Duitsland en de komende invasie van Irak vond Hofland onjuist. “De Duitse cultuur hoorde, ondanks alles waardoor ze door Hitler was gecompromitteerd tot de westerse. […] Tussen de westerse en de Arabische cultuur van de islam bestaan grote verschillen, die na elf september er niet kleiner op geworden zijn. De organisatie van staat en politiek in deze landen lijkt ook niet veel op wat we in het westen gewend zijn. Dit alles maakt het al minder waarschijnlijk dat de Amerikanen op de lange termijn, nog als bevrijders en zegenrijke opvoeders zullen worden beschouwd.” Kortom, de verklaarde missie om democratie te brengen, hoewel nobel, is waarschijnlijk onhaalbaar gezien de primitievere Irakese cultuur. Ruim een jaar na de invasie schrijft Hofland dat het in de trans-Atlantische discussie over Irak eigenlijk ging om twee zaken: “de legitimiteit en het objectieve nut, het uiteindelijk effect van de oorlog. Ik denk dat daarbij de legitimiteit ondergeschikt was. Over de onguurheid van Saddam bestond en bestaat trans-Atlantische overeenstemming. Maar de tegenstanders, in Europa en Amerika, waren en zijn van mening dat de voordelen van de regime change niet tegen de kosten opwogen.” Het al dan niet voeren van een oorlog van agressie, door het Neurenberg tribunaal bestempeld als de “opperste misdaad”, word door Hofland gezien als een simpele kosten-batenanalyse.
Ook wat betreft Afghanistan was Hofland aanvankelijk een criticaster: “Het grootste risico na de aanslag is dat de regering van president Bush never mind the collateral damage te vroeg, te hard op de verkeerde plaats slaat. Dan spat de coalitie uit elkaar nog voor ze goed en wel in werking is getreden. Het allerslechtste dat men zich kan voorstellen is dan een gemondialiseerde intifadah.” Maar Hofland schijnt ook gevoelig te zijn voor de machtsverhoudingen en de ‘Atlantische solidariteit’, “in deze dagen worden de machtsverhoudingen op de wereldkaart opnieuw getekend. De wereld blijft alleen bewoonbaar als Europa en Amerika niet van elkaar verwijderd raken.“ Een aantal maanden later lijkt Hofland de “collateral damage”, dan geschat door professor Marc Herold op zo’n 3500 burgerdoden, acceptabel te vinden en refereert aan de “successen in Afghanistan.”
Zoals al eerder aangegeven was de invasie van Afghanistan illegaal onder gangbare normen van internationaal recht. Dit feit wordt door Hofland niet vermeld, integendeel dit wordt ontkend! Hofland schrijft “toen Afghanistan werd aangevallen, was met de legitimiteit nog alles in orde. Geen Europeaan die eraan twijfelde dat Amerika het recht had de Talibaan op te ruimen.” In feite was er in Europa groot verzet tegen militaire acties, conform de normen van het internationaal recht. Gevraagd in een peiling van Gallup international of de VS militaire actie moesten ondernemen of de VS moesten proberen te zorgen voor uitlevering van de schuldigen, varieerden de meningen in Europa van 64% vóór uitlevering in Tjechië tot 88% in Griekenland. Wanneer er militaire acties zouden worden ondernomen verwachtte vrijwel iedereen dat deze acties beperkt zouden blijven tot militaire doelen. Beiden wensen van het Europese publiek bleken niet te worden opgevolgd. Er waren opties in overvloed, Talibaan leiders gaven een week na de aanslagen al aan dat ze bereid waren Bin Laden over te dragen, mits er bewijs van zijn betrokkenheid zou worden geproduceerd. In latere voorstellen werden de eisen van de Talibaan nog verder afgezwakt en op 17 oktober bood de Afghaanse minister van buitenlandse zaken aan om Bin Laden over te leveren zonder enig bewijs mits de bombardementen zouden stoppen. Bush bestempelde al deze voorstellen als “ononderhandelbaar” en gaf aan dat er geen enkele reden is om te gaan onderhandelen over schuld of geen schuld want “wij weten dat hij schuldig is.” “Als ze willen dat wij onze militaire operatie staken dan moeten ze gewoon voldoen aan de condities die ik heb gesteld. En wanneer ik zeg geen onderhandelingen, dan bedoel ik ook geen onderhandelingen.” Geen enkele poging werd gedaan om het conflict op vreedzame wijze te beslechten.
We kunnen Hofland zijn onwetendheid over het gebrekkige internationaal rechtelijk mandaat niet geheel kwalijk nemen, zelden in de afgelopen 9 jaar is er in zijn krant melding gemaakt van het gebrek aan een legale justificatie. Slechts in twee opinie artikelen van 2001 tot 2010 wordt er
melding gemaakt van het gebrek aan een mandaat.
Hofland maakt zich ook zorgen over de houding van het Iranese regime dat “niet ontvankelijk voor diplomatiek overleg” is.
“Iran heeft een brief gestuurd aan het IAEA over het hervatten van de gesprekken over haar nucleaire programma” zo bericht het Iranese televisiestation PressTV twee dagen voor Hofland zijn column schreef. “Iran is bereid om de gesprekken onvoorwaardelijk te hervatten” verklaart de Iranese ambassadeur bij de IAEA. Maar Hofland hoefde niet eens weet te hebben van deze recentere episode om te weten dat zijn uitspraak nonsens is.
Hofland was klaarblijkelijk de geschiedenis van overleg tussen de Europese Unie en Iran vergeten. Op 15 november 2004 sloten Iran en de E3/EU(Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland en de EU) een overeenkomst in Parijs, waarbij Iran vrijwillig al haar nucleaire activiteiten zou stopzetten. De EU zou op haar beurt Iran onder andere helpen door; steun aan Iran bij de WTO onderhandelingen; ferme toezeggingen op veiligheidsgebied; en erkenning van Iran’s rechten onder het non-proliferatie verdrag. Onder het non-proliferatie verdrag heeft Iran het recht om nucleaire brandstof te produceren mits deze voor vreedzame doeleinden wordt gebruikt. Verder zegt de verklaring van Iran en de EU, dat het behouden van de opschorting van nucleaire activiteiten essentieel is voor de voortgang van het onderhandelingsproces. De lange termijn oplossing, zo vermeldt de verklaring, moet zorgen voor “objectieve garanties dat Iran’s nucleaire programma uitsluitend voor vreedzame doeleinden wordt gebruikt.” De EU maakte echter geen haast, al in februari 2005 klaagde Iran over het tempo van de onderhandelingen. Daarnaast berichtte Reuters dat diplomaten van de E3/EU, betrokken bij de onderhandelingen zeiden dat de enige “objectieve garantie” die geaccepteerd zou worden, een complete stop van Iran’s nucleaire programma was. Dit was tegen de afspraken gemaakt in Parijs in. Hierin werden Iran nog alle rechten onder het non-proliferatie verdrag toegezegd (en dus ook het recht op productie van nucleair materiaal). Doordat de onderhandelingen vertraagd werden, bleef ook Iran’s nucleaire programma (en daarmee een significante investering) stil liggen, bovendien leek het erop dat de E3/EU niet van plan waren om Iran’s rechten onder het non-proliferatie verdrag te erkennen. Iran geloofde bovendien dat door het volgen van onderhandelingen, de druk zou afnemen op Iran, dreigingen bleven echter komen. In een interview met MSNBC gaf vice-president Cheney in januari 2005 aan dat als Iran doorgaat met haar nucleaire programma, het goed mogelijk was dat Israël haar zou aanvallen. De onderhandelingen waren nog niks opgeschoten en de EU volhardde in haar wens dat Iran zou afzien van haar rechten onder het non-proliferatie verdrag, terwijl de bedreigingen van de VS niet ophielden ondanks de stop van haar nucleaire programma. Iran hervatte na de verkiezing van Ahmadinedjad in augustus 2005 dan ook haar nucleaire programma, de beslissing was echter al maanden eerder genomen, onder de gematigde voorganger van Ahmadinedjad, Khatami. De Britse woordvoerder van buitenlandse zaken noemde de acties van Iran zonder veel zelfreflectie, “een schending van het akkoord van Parijs.” Een paar dagen na de hervatting diende de EU een laatste voorstel in, ook in dit voorstel moest Iran afzien van de productie van enig nucleair materiaal. Dit zou voor Iran betekenen dat het een significante kapitaalinvestering in de al bestaande nucleaire faciliteiten verloren zou zien gaan. Onafhankelijke analisten beoordeelden de voorstellen als uiterst zwak, zware eisen werden gesteld met enkel vage toezeggingen als concessie. Hier werd opnieuw de mogelijkheid op onderhandelingen ondermijnt door een onredelijke opstelling van de EU, waarbij Iran rechten wordt ontzegd die iedere andere ondertekenaar van het non-proliferatie verdrag wel verkrijgt. In een onderzoek naar de onderhandelingen tussen de EU/E3 en Iran concludeert Sahar Arfazadeh Roudsari dan ook dat “[de EU/E3] onderhandelingen met Iran begonnen, zonder een duidelijke strategie of alternatieve uitkomsten. Er is slechts gefocust op ‘krijgen wat wij willen.’”
Dit schijnt een blijvend patroon te zijn. De recente pogingen van Brazilië en Turkije om tot een nieuw akkoord te komen werden door de EU en de VS snel opzij geschoven. In het akkoord zou de helft van Iraans nucleaire materiaal naar Turkije worden verscheept, waar het binnen een jaar omgeruild kan worden voor nucleaire brandstof. De volgende dag lag er een ontwerpresolutie van de hand van de VS die opriep tot nieuwe sancties tegen Iran, tot grote verbazing van Brazilië en Turkije. Beide landen hadden een brief ontvangen van president Obama waarin hij schrijft, “voor ons zou het verschepen van 1200 kg van Iran’s [nucleaire materiaal] vertrouwenwekkend zijn en het zou de regionale spanningen verlichten.” De Washington Post meldt dat Braziliaanse diplomaten woedend waren over Clinton’s aankondiging van nieuwe sancties, “er [is] nog steeds ruimte voor onderhandelingen,” aldus de Braziliaanse diplomaat bij de VN.
Wie is het hier die onderhandelingen probeert te ontlopen, Iran of het westen?
De kritiek hier is niet alleen de feitelijke misrepresentaties van de heer Hofland, maar vooral zijn beginpunt. Hofland bekijkt de problemen vanuit het oogpunt van de machthebbers in het westen. Hij vraagt zich af hoe en of we kunnen ‘winnen’, maar vraagt zich niet af of we überhaupt enig recht hebben om in landen als Afghanistan of Irak te zijn. Men veroordeelde de invasie van de Russen in Afghanistan niet op grond van haar slechte strategie, maar op grond van de inherente illegitimiteit van de invasie, deze zelfde logica schijnen we te verliezen wanneer wijzelf betrokken zijn in een oorlog. Door de oorlog te bekritiseren vanuit strategische overwegingen wordt de impressie gewekt dat er sprake is van een debat. De twee partijen in het debat (de ‘duiven’ en de ‘haviken’) delen in feite dezelfde waarden, ze streven dezelfde doeleinden na, maar verschillen van mening over de strategie.