search
top

Piketty in Nederland: landbouwgrond na 1872

Zoals gesteld ben ik aan het proberen de Piketty-gegevens althans ten dele te reconstrueren voor Nederland, dit mede om er een gegrond oordeel over te kunnen geven. Een van de opmerkelijke ontwikkelingen die Piketty aantoont is dat in veel landen het aandeel van landbouwgrond in het nationale vermogen na het eind van de negentiende eeuw enorm gedaald is. Was dit ook het geval in Nederland? Nederland is een interessant ‘geval’omdat er, anders dan in Engeland, Frankrijk, Duitsland en, a forteriori, België geen massale vernietiging van arbeid (de miljoenen slachtoffers van de oorlog, waar de slachtoffers van de Spaanse Griep nog eens bovenop kwamen) en/of kapitaal plaats vond, terwijl de investeringen minder dan in de genoemde landen niet op militaire maar juist op ‘economische’ zaken gericht konden worden. Ook de sociale onrust in Nederland was, na de oorlog, kleiner dan bijvoorbeeld in Duitsland. In wezen stond de Nederlandse landbouw, in 1918, zowel financieel als organisatorisch in de startblokken om (nog) sterkere positie op de exportmarkten in België, Duitslad en Engeland te veroveren – wat ook gelukt is (zie ook dit antiquarisch nog te verkrijgen proefschrift over de productie van de Nederlandse landbouw in o.a. deze periode). Als de waarde van landbouwland ergens nog op peil zou blijven dan zou dat in Nederland moeten zijn geweest – terwijl de landbouw in bijvoorbeeld België na 1920 (eigenlijk: 1914!) decennia zou stagneren vond in Nederland juist een versnelling van de productiegroei en de modernisering plaats.

Maar dat was niet het geval. De waarde van de grond bleef, afgemeten aan het BBP, niet op peil. De structurele prijsdalingen na ongeveer 1880, de loonstijgingen van het eind van de Eerste Wereldoorlog en de jaren direct erna en de hernieuwde prijsdaling van na 1929 leidden samen met de groei van productie in andere sectoren leidden ook in Nederland tot een dramatische daling van de waarde van het landbouwland (grafiek 1).

LandbouwlandDe gegevens zijn afkomstig uit het genoemde proefschrift en van het CBS (oppervlaktes) en uit Luijt, J. and M. Voskuilen, ‘Langetermijnontwikkeling van de grondprijs’. Lei, Nota 09-014, 2009 (prijzen). Naast deze schatting is er ook nog een CBS schatting van de grondwaarde die structureel lager ligt maar wel exact dezelfde ontwikkelingen laat zien (grafiek 2). Dit wordt vermoedelijk veroorzaakt doordat de CBS schatting allerlei opstallen op het land, o.a. de boerderij zelf, uit de schatting haalt terwijl de prijzen van Luijt en Voskuilen de prijs van boerderijen per ha. betreffen, dus inclusief opstallen. De overeenkomst in ontwikkeling geeft echter vertrouwen in de kwaliteit van de schatting. Waarmee in navolging van Piketty een deel van de relatief lage waarde van de kapitaalgoederenvoorraad in de periode 1920-1990 is verklaard: lagere landbouwprijzen en relatief hogere lonen (inclusief toegerekend loon van het gezin) leidden tot lagere grondprijzen. In tegenstelling tot de omringende landen was in Nederland wat echter geen enkele sprake van vernietiging van landbouwinfrastructuur in de Eerste Wereldoorlog, wat aangeeft dat economische ontwikkelingen van groter belang waren bij de daling van de kapitaal/BBP ratio dan Piketty, die veel nadruk legt op de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog, suggereert. Wel waren de loonstijgingen deel van een internationaal gebeuren, dat mede door de arbeidstekorten in de Eerste Wereldoorlog werd veroorzaakt.

Vergelijking

 

 

 

 

 

Leave a Reply

top