search
top

An economic theory of greed, love, groups and networks

Het boek An economic theory of greed, love, groups and networks van de Nederlandse econoom Paul Frijters, met medewerking van Gigi Foster, heeft een originele inhoud, met tal van leerzame verhandelingen, en het inter-disciplinaire karakter stimuleert het denken over de vakgrenzen heen. Want hoewel de titel spreekt van een economische theorie, haakt het werk verrassend aan bij de bestaande beschouwingen uit de psychologie, de sociologie en de antropologie. Frijters grijpt terug op de klassieke homo economicus, de egoïstische en calculerende individu, die uit is op zelf verrijking (in de Engelse taal greed). Sparen en duren zijn goede geburen. Hoe zal die zich gedragen in maatschappelijke situaties, vraagt Frijters zich af.

Titelblad An economic theory of greed, love, groups and networks

Immers de homo economicus heeft groepen nodig. Dankzij de groepen kunnen er allerlei individuele vaardigheden worden geleerd, tezamen neemt men rationelere besluiten (wegens de contrôle), er is onderlinge solidariteit (zekerheid), en er kan macht worden uitgeoefend over andere groepen. Een baksteen is nooit alleen. Te gelijk worden de leden gedwongen in het keurslijf van de groeps moraal, wat leidt tot psychische spanningen. In de ogen van Frijters ontsnapt het individuele lid aan de mentale pijn door zich over te geven aan toewijding (in de Engelse taal love). Van aalmoes die men doet, vermindert beurs noch goed. Mensen fantaseren graag over mythen, wanneer het leven hun begrip overstijgt. Een beetje zelfbedrog veraangenaamt het leven1.

Het inter-disciplinaire karakter van het boek is zijn sterkte èn zijn zwakte. De theorie is kwetsbaar voor de aanvallen van specialisten, die ongetwijfeld allerlei tegen-argumenten kunnen bedenken, waarop Frijters waarschijnlijk een onvoldoende weerwoord zal hebben. Geleerde liên, verkeerde liên. Dat is niet erg, zolang de theorie ten minste er in slaagt om zijn wetenschappelijke waarde te bewijzen in allerlei toepassingen. Echter juist de toepassing komt er bekaaid vanaf. De hoofdtekst is vooral filosofisch en theoretisch. Weliswaar heeft Frijters wiskundige modellen ontwikkeld, maar die zijn verbannen naar een aanhangsel aan het eind.

Dit aanhangsel behoort voor uw recensent tot de meest opwindende delen van de tekst. Het is jammer, dat deze modellen nooit eerder zijn gepubliceerd, behalve in technische rapporten en interne manuscripten. Ze zijn nooit onderworpen aan de kritische blik van andere gezag hebbende economen. Ook ontbreekt de validatie aan empirische feiten. Tast geen rood ijzer aan of spuw erop. Er blijft dus nog veel te doen om de theorie wetenschappelijk aanvaardbaar te maken2. Frijters zal zich daarvan wel bewust zijn, want ook zijn leermeester, de Nederlandse econoom Bernard van Praag, heeft een leven lang moeten knokken om wetenschappelijke erkenning. Daarom is interessant om te zien wat Frijters zèlf allemaal nog zal gaan doen met zijn ei.

Voor Frijters ontstaat de toewijding uit de subjectieve rationaliteit van de individu, waarbij mythische voorstellingen en fantasieën essentieel zijn. Aan Gods zegen is alles gelegen. Toewijding kan zelfs een aandrift zijn, die zich deels buiten het bewustzijn voltrekt. Deze visie herinnert aan de bestaande antropologische, sociologische en psychologische theorieën over vroege culturen, zoals in het Middel-eeuwse Europa3. Het is jammer dat deze theorieën niet worden genoemd, want dan waren de nuances duidelijker geworden. Dat geldt eveneens voor het ideaal-type van de klassieke homo economicus, dat tegenwoordig door vele wetenschappers naar de prullenbak wordt verwezen, inclusief economen. Frijters houdt er aan vast om pragmatische redenen. Dat mag, mits zijn theorie zich empirisch bewijst en rechtvaardigt.

Toewijding vindt plaats binnen groepen. De groeps vorming vormt de kern van Frijters’ theorie. Groepen ontwikkelen een eigen moraal, die wordt geïnstitutionaliseerd. Onder de kromstaf is het goed wonen4. De diverse groepen zijn onderling gekoppeld in een waarde-neutraal maatschappelijk netwerk. Frijters concentreert zich verder op het bestuderen van handels netwerken. In de loop van de tijd kunnen netwerken en groepen in elkaar transformeren. Men denke aan bedrijfs fusies, branche organisaties, of omgekeerd uitbesteding van productie taken. Frijters klaagt dat de economie weinig aandacht besteedt aan de groeps processen, maar daarmee doet hij onrecht aan de institutionele richting.

Het boek illustreert de toewijding aan allerlei fenomenen: opvoeding, het huwelijk, militaire training, religie, bedrijfs- en beroeps-organisaties, en nationalisme. Eigen haard is goud waard. Deels verloopt zij onbewust, en zelfs aangeboren. De tekst leest goed, maar onmiskenbaar zijn dit uiterst complexe thema’s, waarover hele bibliotheken zijn vol geschreven. Het is behoorlijk speculatief om ze in één keurslijf te persen. Ook wanneer de auteurs het thema groeps macht behandelen, zouden verwijzingen naar de immens grote literatuur een verrijking zijn geweest. Daarmee zouden de originele invallen van de auteurs wetenschappelijk beter zijn gefundeerd. En wanneer de hiërarchieën en bureaucratieën worden behandeld, is het werk van de socioloog Max Weber het noemen waard. Wie wil kan zó aan de bak.

De gedaante van het netwerk speelt een cruciale rol in de economische modellen van Frijters. Inhoudelijk wordt aldus de neoklassieke leer aangevuld, terwijl er tevens aansluiting wordt gevonden met het institutionalisme en met de economische sociologie. Zoals reeds is opgemerkt, is de netwerk theorie grotendeels verbannen naar de aanhang. Wellicht hebben de auteurs dit gedaan uit vrees dat de wiskundige complexiteit hun lezers publiek te zeer zou inperken. Tussen haakjes, zij kiezen inderdaad niet echt duidelijk voor één groep van lezers. De tekst varieert van populair-wetenschappelijk tot specialistisch. Een woord op zijn pas is zo goed als geld in de tas5. Hoe dan ook, het netwerk krijgt zelfs een plaats in de productie functie, als een aparte factor. Eindelijk geven de auteurs hier ook een practische toepassing van hun theorie, namelijk bij het verklaren van de economische instorting na het uiteen vallen van de Sovjet Unie.

Anders geformuleerd, in de theorie staat het netwerk symbool voor de mate van ondernemers geest. Ondernemers zijn contact makers (al zijn er natuurlijk meer aspecten, zoals innovatie- en organisatie-vermogen). Die dienst doet, dienst ontmoet. Bak bijtijds, en leen geen brood. Instituties zijn essentieel om het leggen van contacten makkelijker te maken. Bovendien zouden de contact makers de dragers zijn van de democratie (aldus wordt ook wel beweerd, dat de vrije markt opvoedt tot democratie). Immers zij proberen de dominantie van één moraal te weren uit het netwerk. De staat mag niet meer zijn dan een regulerende speler binnen het netwerk, die zo nodig bakzeil haalt.

De laatste 45 pagina’s van het boek beschrijven enkele opwindende wiskundige modellen. Hier worden de menselijke behoeften weergegeven in individuele nuts functies, die andermans nut méé wegen. Dit is een radicale breuk met de neoklassieke leer! Nuts functies blijken zich onvoorspelbaar te ontwikkelen. De individuele nuts functies worden verwerkt in een groeps theorie, waarbij de groeps leden elkaar èn buitenstaanders kunnen disciplineren. Het zijn boeiende en vernieuwende vondsten. Zij smaken naar meer, maar voorlopig is hun wetenschappelijke relevantie ongewis. Een boodschap van dit boek is juist, dat abstracties kunnen vervreemden van de werkelijkheid. Hoe groter geest, hoe groter beest.

In conclusie zien Frijters en Foster in de mens een egoïst, wiens ambities stuk lopen op de ambities van anderen. Het egoïsme zelf brengt de moraal voort, en in het bijzonder de toewijding en het altruïsme. Een pijp tabak verlet niet. Dit proces voltrekt zich meer onbewust dan berekenend. Uw recensent weet trouwens niet of hij hiermee blij moet zijn. Bij de uitwerking van hun theorie hebben de auteurs her en der kennis bijeen geraapt en gecombineerd. Ondanks de karige bron vermelding is het betoog in zijn geheel boeiend en inspirerend. Dat is wel wat waard. De hoofdtekst (niet de aanhang) laat zich lezen als een roman. Naar de mening van uw recensent is nu cruciaal, dat de formele theorie (de wiskundige formules) practisch wordt toegepast, door de auteurs of door anderen. Daarvan zal afhangen of An economic theory of greed, love, groups and networks een klassieker wordt. De boom draagt voor zichzelf geen appels.

  1. Henriëtte Roland Holst – van der Schalk formuleert dit helder in haar gedicht Over het geluk van volkomene onzelfzuchtigheid in de bundel Sonnetten en verzen (p.46): Zooals riviere’ onafgebroken gieten / hun leve’ in ‘t eindloos leven van de zee, / door ‘t geven zelf een rustig gaan genieten / en ‘t weten dat ze eeuwige grootheid meê / behouden helpen – zóó zou ‘t leven vlieten / der mensche’ en ongestoord wonnige vreê / hun hart bewone’, als ze onophoud’lijk lieten / van hunne ziel, – als soms een enkle dee / uitgaan de kracht die liefde is in volkomen / los zijn van denke’ aan zelf en zijn begeerten, / stuwend hun rijkheid als een breede vloed / in de rijkheid van die oneind’ge verten, / stortend aldoor met volle liefde-stroomen / in de liefde die alle stroomen voedt.
  2. Op p.372 van An economic theory of greed, love, groups and networks schrijft Frijters over zo een model, dat de vondst niet is aangeboden aan een specialistisch vak tijdschrift, omdat de achter liggende idee daarvoor te algemeen leek, en omdat toepassingen ontbraken. Met andere woorden, indertijd bestond deze specialisatie nog niet.
  3. In deze trant peinst de Vlaamse dichter Achilles Mussche in het gedicht Nocturne uit de bundel De twee vaderlanden (p.4): Diep is het leven in de luide stille nachten, / dieper van klachten, dieper van smachten, / dronkener van eeuwigheid, dronkener van lust; / uit der dagen eindige moede daden / heft zich ons hart naar Gods dageraden, – / nacht, droom-geweven nachten, veelstemmige oeroude heimwee-nachten, / die ‘s levens afgronden wakker kust.
  4. Elke groep heeft zo zijn eigen bakken. Aldus is er een samenvoeging van leg-puzzelaars, een wolk rokers, een wolk meteorologen, een regen van meteorologen, een kliek van computer muizen, een dosis apothers, een keten van cipiers, een rij taxi-chauffeurs, een vloedgolf loodgieters, een stroom electriciëns, een formatie geologen, een handvol handlezers, een aantal wiskundigen, een verzameling van wiskundigen, een complex van psychologen, een massa dikkerds, een tekort aan dwergen, en een golf surfers.
  5. Frijters heeft daadwerkelijk in Nederland zijn boek aangeprezen tijdens een aantal lezingen voor een publiek, dat grotendeels bestond uit leken.

Leave a Reply

top