Waarom centrale planning met nationalisaties niet werkt
Rationeel gezien is er veel te zeggen voor de centrale planning van de economie. De standaard leerboeken noemen gewoonlijk twee redenen, waarom dat niet uitvoerbaar zou zijn. Ten eerste zou het onmogelijk zijn om centraal alle noodzakelijke informatie te verwerken. En ten tweede zou het principal-agent probleem een goed functioneren blokkeren.
Die redenen zijn weinig overtuigend. Zelfs een economische leek zal weinig moeten hebben om tegen-argumenten te bedenken. Des ondanks bestaan er wel degelijk valide redenen waaròm althans het Leninistische systeem van de volledig genationaliseerde en centraal geplande economie niet levensvatbaar is:
- De productie-coöperaties zijn zelden een succes geweest. Daarom heeft bijvoorbeeld de Leninistische collectivisering van de landbouw (in de voormalige DDR de zogenaamde LPG) geen voordeel opgeleverd.
- Lang niet alle sectoren nemen een structuur aan, waarin het grootbedrijf domineert. In sectoren waar het midden- en kleinbedrijf concurrerend blijft, is waarschijnlijk het private eigendom de efficiëntste bedrijfs-vorm.
- Vanaf de zeventiger jaren des-integreert zelfs het groot-bedrijf. Het vertrouwen in de hiërarchische bureaucratie is afgenomen, met name wat betreft haar organisatorische efficiëntie. De toenemende mondialisatie vraagt om productie in dynamische structuren met een korte tijds-horizon. Voortaan krijgen losse netwerken van organisaties de voorkeur.
- De massa-consumptie wordt aangepast ten einde ruimte te scheppen voor een individueel consumptie-gedrag. Dat ondermijnt de massa-productie van het Fordisme. Dus ook de warenmarkt onttrekt zich aan de productie-planning.
- Meer algemeen blijken de mensen minder goed maatschappelijk vormbaar te zijn tot toegewijde gemeenschaps-wezens dan voorheen is gehoopt. Mensen hechten aan hun individuele onhebbelijkheden.
- Het draagvlak voor het Leninistische systeem kan enkel worden bestendigd, wanneer een groot ideologisch apparaat wordt onderhouden. Dit vereist veel materiële middelen, die moeten worden onttrokken aan de productie.
Het Leninistische systeem bezweek onder al deze onverwachte en merendeels inderdaad niet voorzienbare tegenvallers. Dat is het wel zo ongeveer.
Er zijn nogal wat zwaarwegende bezwaren tegen centraal geplande economie.
Ten eerste een moreel bezwaar.
Centrale planning begint met afpersing. Immers is er besloten door de machthebbers om tot centraal geplande economie over te gaan of men het nu leuk vindt of niet. Zelfs in moderne democratieën komt dit voor. En zelfs met instemming van het publiek.
men vindt het goed, vanwege solidariteit, dat iemand anders zijn portemonnee gerold wordt door de staat om bepaalde idealen te verwezenlijken. Dwang heet dat. Ingeval dat er sprake is van vrijwilligheid is er een andere situatie aanwezig. Namelijk, dan is er al een vraag geweest waar een aanbod op gerealiseerd is.
Kortom een centraal geplande economie is een niet gewild product/verschijnsel.
Elke gedeeltelijke invoering van centraal geleide economie werkt niet. Het is een systeem waarbij er geen verantwoordelijkheid aanwezig is. Niemand van de centrale planners moet bij falen op de blaren zitten. Anders dan de belastingbetaler.
Om centraal geplande economie Leninistisch te noemen is foutief.
Het is gewoon socialistisch. Stalin, Hitler, Mao maakten van hun economie een centraal geleide.
Het probleem met socialisme is dat niemand er in gelooft. Socialisme kan enkel groeien met dwang.
Niet voor niets heeft het socialisme een holocaust, uitroeiing van de klasse, in het vaandel.
Nazi-Duitsland verschilt slechts met ussr van Lenin in de keuze van groepen die uitgeroeid dienen te worden. Enkel Hitler kennen we, terwijl toch Lenin kampioen was in het ideologisch uitroeien. Hitler zes miljoen joden; Lenin was goed voor 30 miljoen.
Dus we schrikken van een hakenkruis en we applaudisseren voor een rode vlag.