search
top

Economen op Voxeu over het crisisbeleid: kroniek van een niet aangekondigd drama.

De artikelen op Voxeu over het gevoerde Eurozone crisisbeleid zijn vaak uitermate kritisch en wijzen tamelijk consistent op de innerlijke tegenstrijdigheden van dit beleid. Toch gaat ook deze kritiek nog te vaak uit van het Bovenberg/Beetsma idee dat de Eurozone gemodelleerd kan worden als een aantal landen die allemaal hetzelfde product maken met dezelfde productietechnologie, waardoor de lonen de enige concurrentievariabele worden. De nationale rekeningen, de input-output tabellen en de kapitaalstromen maken, als deze economisch geanalyseerd worden, echter meer dan duidelijk (en deden dat ook voor de introductie van de Euro al) dat de Bovenberg/Beetsma aanname fundamenteel onjuist is. Loonmatiging is voor de meeste landen nauwelijks van belang voor verbetering van de concurrentiepositie en leidt tot bestedingsuitval die, tragisch, het innovatieve vermogen van deze landen via de verslechterde financiële positie van de bedrijven eerder verzwakt dan versterkt. Ook andere vaste waarden van het reguliere economische denken blijven niet overeind in de collectiviteit van deze artikelen. Wat eens temeer aangeeft dat het tijd voor een fundamentele heroriëntatie van de economische wetenschap, of althans van het deterministische, normatieve en fundamenteel a-empirische (nutscurves…) economische optimaliseringsmodel dat in een beperkte groep van invloedrijke academici maatgevend wordt geacht voor wetenschap en maatschappij.

Op de site Voxeu wordt door economen regelmatig gepubliceerd over de crisis en vooral over het beleid dat, in de EU, wordt gevoerd om deze crisis te bestrijden. Wat zegt een ‘steekproef’ van deze artikelen over dit beleid, waarbij deze steekproef bestaat uit de artikelen die de afgelopen maand (8 januari – 9 februari) over het crisisbeleid zijn gepubliceerd (tussen haakjes wat voorbeelden, verduidelijkingen en opinies van mijn kant)? Berichten over toekomstig beleid (de bankenunie) blijven buiten beschouwing. Vandaag het eerste deel van dit overzichtje, binnen enkele dagen het tweede deel.

8 januari, Marco Buti, A consistent trinity for the Eurozone.

Buti stelt dat een aantal doelstellingen die momenteel worden nagestreefd in ieder geval op de korte termijn strijdig zijn en soms beter via EU beleid dan via nationaal beleid te bereiken zijn. Hij noemt de volgende trilemma’s:

(A) Houdbare overheidsfinanciën (beheersbare schuld, waarbij Buti, impliciet, ook de impliciete overheidsgaranties voor de banken onder verstaat) versus het gewenste behoud van het sociale veiligheidsnet dat ook noodzakelijk is als fundament voor de Euro en het Europese project! in combinatie met structurele hervormingen (die, nogal vaag, overigens niet worden benoemd)

(B) de onmogelijkheid om tegelijkertijd de schulden af te bouwen en concurrentiekracht te verhogen (i.e. de relatieve lonen te verlagen) in landen waar de schulden al hoog zijn en die te maken hebben met hoge werkloosheid en een zware crisis die minder inkomen zowel als lage inflatie leidt (hij gaat nog uit van 1,5% inflatie in 2014, waarschijnlijk pakt dit lager uit) terwijl ook de andere EU landen bezuinigen.

(C) En hij noemt uiteraard de negatieve terugkoppeling tussen problemen bij de banken en de overheidsfinanciën die versterkt wordt doordat de landen geen eigen munt hebben maar de Euro (de extra leningen door de Griekse staat die nodig waren om de banken te steunen die in problemen waren doordat de Griekse overheid oude leningen had afgestempeld zijn hiervan een zeer kras voorbeeld, M.K.).

(mijn grootste probleem met deze analyse: concurrentiekracht is in eerste intantie niet vooral gebaseerd op lage lonen maar op goede producten, hoewel Duitsland wel een probleem had in het begin van de jaren negentig, toen het de hoogste lonen van de EU had. Eind jaren negentig was dit probleem echter al grotendeels opgelost)

10 januari. Willem Buiter, Why fiscal sustainability matters.

In wezen is dit het Reinhart en Rogoff verhaal: als je hoge private en publieke en vooral buitenlandse schulden hebt dan wordt je erg afhankelijk van anderen, anderen die zomaar hun gedrag kunnen veranderen. Niet doen dus. En als je het wel gedaan hebt: herstructureren! Waarbij de Eurozone het probleem erger maakt dan nodig is: “For political/monetary ideological reasons, a monetary-fiscal stimulus in the Eurozone is highly unlikely, regardless of how desirable it may be from the perspective of economic activity.” Hij pleit naast lagere tekorten ook voor een veel agressievere zowel als creatievere aanpak van oude private en publieke schulden: maturity extensions, coupon cuts, interest deferrals, debt exchanges involving present-value haircuts … through face-value haircuts… partial public debt mutualisation (burden-sharing by the core). Such public debt mutualisation can be done either through the front door (through explicitly mutualised fiscal facilities such as the European Stability Mechanism) or through the back door (by the ECB purchasing the debt of excessively indebted sovereigns and accepting net-present-value losses or face-value losses on these purchases, up to complete cancellation of the debt involved). Another possible way of addressing a public debt overhang without multi-year demand-destroying fiscal austerity would be a one-off wealth levy.

13 januari. Jennifer Castle en David Hendry. The real wage-productivity nexus.

Strikt genomen is dit geen Eurozone verhaal. Maar het haalt wel het ‘we leven nog in de negentiende eeuw dus succesvol concurreren kan alleen door de lonen te verlagen’ verhaal omver: ‘There has been a constant relationship between real wages and productivity since 1860‘. Zelfs in de negentiende eeuw waren stijgende lonen geen probleem voor de concurrentiepositie en de economische groei van landen (overigens was juist in de decennia voor 1860 in het VK de relatie tussen lonen en productiviteit veel zwakker, zoals blijkt uit ander onderzoek. Dit betekent dat als je nu de lage lonenkaart speelt je toch moet aangeven dat er in 2008 een mega-trendbreuk is geweest, net als rondom 1860 toen, weliswaar korte tijd onderbroken door de burgeroorlog, de massale voedselimporten uit o.a. de VS op gang kwamen door (1) de aanleg van spoorwegen en (2) de opkomst van efficiëntere stoomschepen). Zie overigens ook dit Voxeubericht van Claudia Steinwender over de invloed van de transatlantische telegraaf (1866) op prijsfluctuaties, die direct veel kleiner werden. Importen werden niet alleen goedkoper – maar het prijsrisico werd ook kleiner.

Natalie Chen, Luciana Juvenal, The prices of higher quality goods respond less to exchange rate movements

De export van luxe goederen (want daar gaat het echt over, in her artikel), i.e. topwijnen, zijn minder afhankelijk van de wisselkoers dan de exporten van ‘commodities’, i.e. goedkope wijnen (wat in het kader van deze blogpost aangeeft dat het Bovenberg/Beetsma theorema ook vanuit marketingoogpunt faalt).

16 januari. Enrico Peritti, The roots of shadow banking

Volgens dit artikel zijn schaduwbanken zijn een soort pandjeshuizen die het recht hebben gekregen om als ze hun eigen leningen per direct moeten terugbetalen de panden te verkopen – zonder daar een schuld aan de pandeigenaren aan over te houden! Doordat dit razendsnel kan gebeuren (zie Lehman – een kwestie van uren) vissen die dus achter het net, in zo’n geval, waardoor een ordelijk bankroet niet meer mogelijk is, de pandeigenaren andere bezittingen per direct moeten verkopen enzovoorts. Er moet een groter deel van het risico bij de schaduwbanken worden gelegd.

(als economisch-historicus zie ik schaduwbankieren gewoon als ‘bankieren’. In 1749 waren er, in heel Leeuwarden, maar twee kleine bankiertjes. De rest van de kredietverlening ging direct van huishouding tot huishouding, elke huishouding (kredietcontracten in de hypotheekboeken werden routinematig zowel door man als vrouw ondertekend) was zijn eigen ‘schaduwbank’. En eigenlijk zijn we dat ten dele nog – immers, we hebben spaargeld op de bank staan, om onze liquiditeit te garanderen als zoonlief de auto aan gort rijdt. En dat moet inderdaad beter worden geregeld. Nu zijn het vooral de huishoudens die achter het net vissen als het misgaat, dat moet veranderen).

Scott Ross Baker, How did household balance sheets affect consumption during the Great Recession?

Ehm… huishoudens met (A) veel schuld en (B) veel van hun bruto (!) bezit illiquide vastgelegd (bijvoorbeeld in een woning) bezuinigen tijdens een crisis sterker dan andere huishoudens, wat die crisis dus versterkt (Sorry, dit moet er even uit: dit lijkt een banale waarneming en dat is het natuurlijk ook – maar onder leiding van mensen als Robert Lucas en Alan Greenspan hebben neoklassieke economen decennia lang in steeds krassere bewoordingen gesteld dat schulden juist geen probleem waren, integendeel, de toename van de schulden gaf aan dat huishoudens bezig waren met ‘intertemporal optimizing’ en dat waarschuwende ‘Post-Keynesiaanse en ‘Oostenrijkse’ economen, in beide gevallen een slag economen dat in tegenstelling tot neoklassieke economen wel kan boekhouden, er helemaal niets van snapten en dat wat onder meer in Nederland, tussen 1995 en 2012, alleen maar goed was voor iedereen en niet alleen maar voor de banken. En het is dus van groot belang dat ook een ‘big data’ analyse het probleem en het falen van het Amerikaanse economische wereldbeeld nogmaals onderstreept. De auteur wijst overigens ook op het Eggertson/Krugman artikel, dat de Post-Keynesiaanse/Oostenrijkse ideeën neoklassiek probeert te vertalen).

Volgende keer meer.

Leave a Reply

top