De brede werkloosheid in Nederland: concept en meting (1 grafiek)
Naar aanleiding van een vraagje van H. de G.:
Wat ik me nog van het proefschrift van Chris de Neubourg, Unemployment, labour slack and labour market accounting : theory, measurement and policy, oneveer 1986, herinner is onder andere een discussie over het concept ‘werkloosheid’. Je stelt dan vragen als “Is werkloosheid een maatstaf van ontberingen van huishoudens die geen werk en dus geen inkomen hebben?” of “Is het een maatstaf van ongebruikte arbeidscapaciteit en daarmee van economische verliezen?”. Of is het een indicator die aangeeft of de economie groeit of krimpt? Dit maakte me duidelijk dat het concept dat je gebruikt van belang is voor wat je wilt meten en hoe je dat doet. Waarbij, lastig, specifiek voor de economische wetenschap geldt dat wat tien of twintig jaar geleden een adequaat concept was dat nu niet meer hoeft te zijn.De concepten die gebruikt worden om de werkloosheid te meten zijn vastgesteld onder de leiding van de ILO, de International Labour Organisation. Voor een recente zeer diepgaande ILO discussie over eventuele aanpassing hiervan aan de eisen van de tijd en dus andere maatstaven en metingen zie hier. Maar dat is toekomstmuzie. Momenteel wordt elke maand de normale werkloosheid door Eurostat vastgesteld volgens de op de ILO definitie gebaseerde Eurostat definitie:
Unemployed persons comprise persons aged 15 to 74 who were:
a. without work during the reference week,
b. currently available for work, i.e. were available for paid employment or self-employment before the end of the two weeks following the reference week;
c. actively seeking work, i.e. had taken specific steps in the four weeks period ending with the reference week to seek paid employment or self-employment or who found a job to start later, i.e. within a period of at most three months.
Naast de werklozen van deze definitie is er echter nog additioneel ‘onbenut arbeidsaanbod’ of, volgens de Eurostatdefinities, afkomstig uit deze recente publicatie:
They are: underemployed part-time workers, jobless persons seeking a job but not immediately available for work and jobless persons available for work but not seeking it. These three groups do not meet all criteria of the ILO unemployment definition i.e. being without work, actively seeking work, and being available for work. However, while being not captured through the unemployment rate, these groups still represent some form of unmet demand for employment
Let op: ik ging uit van onbenutte capacitiet, hierboven gaat het om de vraag naar arbeid – twee nogal verschillende concepten! Terzijde: wat is de Nederlandse vertaling van ‘underemployment’?
Het ‘additionele arbeidsaanbod’ wordt ook gepubiceerd door Eurostat (het CBS moet langere tijdreeksen hebben, heb ik niet gecheckt)’:
En zoals te zien stijgt niet alleen de normale werkloosheid. Is dat van belang? Natuurlijk. Het betekent dat het onbenutte potentieel groter is dan aangegeven door het officiële, ‘U-3’ werkloosheidscijfer. En dat er nog meer mensen op zoek zijn naar meer werk dan we al dachten. Wat m.i. weer betekent dat al die paniek over of er wel genoeg mensen zijn om voor al die ouderen te zorgen toch met een korreltje zout moet worden genomen. Voorlopig is het een groter probleem de werklozen aan het werk te krijgen! Want dat aantal stijgt snel, naar welke soort werkloosheid je ook kijkt. Waarbij het bij deze mensen in veel landen (in Nederland minder, overigens) grotendeels over mensen gaat die wel werken maar die (onder meer als ZZP-er!) meer uren willen werken – wat betekent dat althans dit gedeelte van de werkloosheid met geen mogelijkheid structureel kan worden genoemd in de zin van arbeidsmarktrigiditeiten. Toch? Maar daarmee zijn we weer terug bij het concept werkloosheid: wat geeft de ontwikkeling van de verschillende soorten werkloosheid weer over de werking van de arbeidsmarkt? Het schijnt dat Bill Mitchell and Joan Muysken daar nu zeer actief over aan het nadenken zijn, zie deze blogpost van Bill Mitchell. Waarbij Bill er ook blijk van geeft de moderne concepten van de economische statistici uitstekend te beheersen, zowel conceptmatig als wat betreft de beheersing van de cijfers, zie hier. Je ziet dan de arbeidsmarkt als een geheel van stromen van werk naar werkloosheid en inactiviteit en terug (waarschuwing: zijn schrijfstijl is wat minder to the point dan die van Krugman)! Dat was een ander aspect van het proefschrift van Chris de Neubourg, waar ik rond 1986 veel van geleerd heb. Is dat alweer 27 jaar geleden? En valt het me nog steeds op als een econoom dat goed in de vingers heeft?