search
top

Recensie “Nach der Krise ist vor der Krise”

De financiële crisis sinds 2008 heeft geleid tot een stroom van boeken over de oorzaken ervan, over de eventuele remedies, en over allebei. Helaas werkt dit op de schrijflust van betweters en vermeende deskundigen als een rode lap op een stier, zodat je als belangstellende op je hoede moet zijn. Als het wil, kan een stier kalven. Het boek Nach der Krise ist vor der Krise van Armin Steinbach en Philipp Steinberg, in omloop gebracht door de kwaliteits-uitgever Metropolis Verlag, behoort zeker tot de top in de categorie “aandrager van oplossingen”. Daarbij wordt de financiële crisis rigoreus onderzocht – de daaruit voortkomende soevereine schulden-crisis blijft grotendeels buiten beeld.

Een pluspunt van het boek is de integrale manier, waarop de crisis-problematiek wordt benaderd. Een schip op strand, een baken in zee. In het eerste deel worden breedvoerig alle gebreken en misstanden van de financiële sector opgesomd, inclusief aanpalende thema’s zoals de rating agencies, financiële transactie belasting, bonussen en de hedge-fonds. In het tweede deel wordt de reële economie onder de loep genomen, met als onderwerpen onder andere de binnenlandse koopkrachtige vraag en de onevenwichtigheden in de Europese handel. Bovendien wordt daar, wellicht onverwacht maar erg nuttig, de noodzaak van een belasting-hervorming beschreven.

Hoewel de auteurs nog vrij jong zijn, tonen zij kennis van zaken. Ze schrikken er niet voor terug om hun argumentatie te ondersteunen met grafieken en tabellen. Des ondanks is het boek redelijk toegankelijk, ook voor de relatieve leek. Maar toch heeft de excellentie als de onfortuinlijke keerzijde, dat de tekst niet bijster meeslepend is. Als het thema je koud laat, dan zal dit boek je niet opwarmen. Wie ècht meer wil weten, zal er wel door heen komen, en de quasi-wetenschappelijke toon wellicht zelfs waarderen. Want zoete woorden brengen geen haver in de kist.

Inhoudelijk is Nach der Krise ist vor der Krise een boek voor linkse mensen. Dat blijkt zonneklaar uit de aangedragen remedies en oplossingen voor de crisis. Trouwens, Steinberg schrijft klaarblijkelijk toespraken voor Sigmar Gabriel, de SPD-voorzitter. Dat wil niet per se zeggen, dat je als linkse lezer het met alle voorstellen eens zult zijn. Bijvoorbeeld zullen veel Nederlanders (vooral politici en vakbonden) ongaarne lezen, dat de enorme pensioen-fondsen met hun honger naar rendabele beleggingen bijdragen aan de economische instabiliteit. Als velen eens wat meer naar zichzelf keken, zouden ze zoveel kwaad van een ander niet spreken. Maar al wijs je de conclusie af, de argumentatie blijft leerzaam.

De titel is een parodie op de leuze van voetbal trainer Sepp Herberger “Nach dem Spiel ist vor dem Spiel”. Ofwel Mannschaft, luistert, zodra de wedstrijd is afgelopen, komt de volgende er aan. Trouwen in het hooi is wondermooi, trouwen in de kerk is eeuwig werk. En dat geldt net zo voor financiële crises. Dit is de eerste en tevens laatste analogie, die de schrijvers zich veroorloven. Uiteraard krijgt Duitsland een prominente plaats, maar allerminst in positieve zin. De auteurs zijn ontevreden over het economische model, dat is geïntroduceerd met de Agenda 2010. Zij heeft geresulteerd in een lage-lonen sector, èn in een achter blijvende groei van het algehele loonpeil. Dat is gunstig voor de export, maar maakt Duitsland tevens erg kwetsbaar voor de mondiale conjunctuur. Bovendien is het export-succes een onaangename last voor de handels-partners. Daarom wil het auteurs-duo bakzeil halen.

De crisis is ontstaan, doordat ondernemingen de negatieve gevolgen van hun handelen kunnen afwentelen op de samenleving [1]. Als de jonkers elkaar plukharen, dan moeten de boeren hun haar lenen. Dit nu kan enkel worden voorkomen door regelgeving en ordening vanuit de staat. In afzonderlijke hoofdstukken wordt besproken wat er zoal is gedaan en kan worden gedaan. Aan de orde komen de nieuwbakken regels, die het comité van de Bank voor Internationale Betalingen te Bazel opstelt voor de banken, en de regels van de G20 en de Europese Unie voor de securitisatie (in het Duits: Verbriefung). De auteurs willen, dat er een kwaliteits-zegel komt voor dit soort speculatieve producten. Het advies is dus niet: domweg verbieden.

Als de staats-garantie voor banken zo ver gaat dat zij niet failliet zullen gaan, dan leidt dat tot perverse prikkels. Banken worden verleid tot investerings-bankieren, omdat daar de grote winsten worden gemaakt. Maar ook het verlies wordt vooral veroorzaakt door deze activiteit. Rijkdom en een dubbeltje kennen elkaar. Volgens de auteurs moeten voor banken, die zelf willen investeren, hogere eisen worden gesteld aan de reserves van hun eigen kapitaal. Een probleem is dat de eigen investeringen van banken lastig zijn de scheiden van de handel ten behoeve van klanten. In Nederland wordt er vanuit de linkse hoek wel gepleit voor staats-banken. In Duitsland hebben zich juist onder deze banken de grootste debacles voltrokken. De staats-garantie is daar een bijzonder perverse prikkel. De auteurs willen dat de staat enkel spaarbanken in eigendom houdt.

De rating agencies bestaan dankzij hun inkomsten van verkopers. Dat werkt corrumperend. De auteurs geven de voorkeur aan een publiek agentschap. Meer in het algemeen is een probleem, dat alle toezicht nationaal is geregeld. De toezicht-houders gaan onderling concurreren. In de Europese Unie is nu wel de coördinatie van de toezicht-houders verbeterd. Ze werken samen in comité’s, die standaards ontwikkelen en vroegtijdig moeten waarschuwen voor excessen. Maar daarmee is nog niet de gok-verslaving van speculanten beteugeld. Men kan tegenwoordig via zogenaamde “verzekeringen” gokken op van alles, zelfs op het faillissement van bedrijven. De kleine dieven dansen op het schavot, de grote in de beurs. Dit kan dankzij de deregulering van de financiële markten. Deregulering werkt evenwel enkel bij rationeel gedrag, wat blijkens de praktijk een illusie is. Daarom is de terugkeer van enige regulering onvermijdelijk.

Bij regulering van speculatieve producten kan worden gedacht aan standaards en keurings-instanties. Dat werk alleen bij een mondiale aanpak, omdat anders wordt uitgeweken naar elders. In ieder geval moet het buitensporige kapitaal-verkeer worden ontmoedigd. Daarom pleiten de auteurs voor de financiële transactie belasting. Die belasting kan laag blijven (zeg 0.01%), omdat de transacties speculeren op minimale koers-wijzigingen. Dit moet minstens op Europese schaal gebeuren. Een ander probleem is de graai-cultuur van bank-directeuren. Eerst een raap en dan een schaap en dan nog een koe en zo gaat het naar de galg toe [2]. Zij lijden zelf geen inkomens-verlies, wanneer de bank in geldnood raakt. Aldus moeten inderdaad de gewone burgers de crisis betalen. De ondernemings-raad zou zeggenschap moeten krijgen over de beloningen. En de staat moet ze korten via belastingen.

Een bijzonder aspect van het boek is dat de economische malaise mede wordt geweten aan een onbalans in de internationale handel. Voor Duitsland willen de auteurs de export beteugelen, en de binnenlandse markt versterken. Dat vereist op nationaal en internationaal niveau meer gelijkheid, en beperkt daardoor de noodzaak van schulden. De nivellering van de koopkracht wordt bereikt door een meer progressief belasting-stelsel. Duitsland heeft in dit opzicht een achterstand in vergelijking met het Europese gemiddelde. Overigens is de Duitse productiviteit hoog, omdat de productie zo kapitaal-intensief is. Maar van de opbrengst komt relatief steeds minder terecht bij de werkers, omdat ze traditioneel zwak staan op de arbeids-markt. Ze krijgen geen slag aan de bak. Die wat hebben wil, moet er naar omzien, zei Geurt, en hij kreeg een dikke neus en twee blauwe ogen.

Ook hier blijkt weer, dat een linkse eenheid ontbreekt. Want waar grote delen van Europa het minimum-loon hebben ingevoerd, heeft links Duitsland dat nagelaten. Trouwens, ook de Scandinavische landen zien er niets in. De auteurs kiezen per saldo voor een sector-afhankelijk minimum-loon. Dat stemt tot nadenken. Loopt Nederland achter? Veel van de nieuwe werk-gelegenheid in Duitsland betreft “abnormaal” werk: deeltijd-contracten met weinig uren. Dit werk is niet duurzaam [3]. Onder de Duitse laag-opgeleiden is de werkloosheid 18%. Dus (bij-)scholing blijft essentieel. De inkomens-verschillen moeten afnemen, omdat zij economisch en maatschappelijk schadelijk zijn. Daarom moet de progressiviteit in het belasting-stelsel worden hersteld. Dit betreft ook de vermogens-belasting, die momenteel in Duitsland nauwelijks bestaat. Eco-belastingen lijken sympathiek, maar hebben de typische bijwerking zichzelf overbodig te maken en op te heffen! Woerden is een stad, Oudewater is nog wat, maar Montfoort is een gat.

Interessant is hoe de auteurs de onevenwichtige handel in de Europese Unie willen aanpakken. Ondernemingen zouden overal gelijk moeten worden belast. Een dergelijke belasting werkt als een automatische stabilisator, omdat zij juist in de opbloei de winst afroomt. En het stabiliteits- en groei-pact moet worden uitgebreid met een beperking op de handels-overschotten. De handels-balans zou niet meer dan 3% van het BNP uit evenwicht mogen zijn. Het is een origineel idee! Waarom is het nog geen realiteit? De auteurs zijn voorstander van evenwichtige overheids-begrotingen (wie niet?), maar willen wel ruimte overlaten voor een anti-cyclisch beleid. Een pijp tabak verlet niet. De beruchte 3% van het overheids-tekort moet conjunctureel meebewegen. En echte, rendabele overheids-investeringen moeten niet tot de schuld worden gerekend. En sancties bij de overtreding van het pact mogen een land niet ruïneren. Er zou een Europees Monetair Fonds moeten komen, om in nood-situaties snel kredieten te kunnen verlenen. Al deze ideeën ogen zinvol. De auteurs zullen toch niks verzwijgen of overzien? Bouw geen molen om een bak zaad te krijgen.

Dat is de valkuil van dit soort boeken: ze staan vol met originele vondsten, waarmee je aan de bak kunt. Maar politici zijn niet gek, en hebben natuurlijk gronden om daarvoor niet te pleiten. In de praktijk heeft zowat alles zijn voor en zijn tegen. En wie niet komt, is ook vrij van heengaan. Ook Nach der Krise ist vor der Krise zal hier en daar wel tè pretentieus en eigenwijs zijn. Des al niet te min vermoedt uw recensent, dat de auteurs zich met hun adviezen gunstig onderscheiden van andere zelf-benoemde deskundigen. Dat is iets waard. Daarom krijgt dit boek over een actueel en knellend thema een welgemeende aanbeveling mee voor iedereen met een links hart.

Voetnoten
[1] Het is van alle tijden. A. den Doolaard beschrijft in Het leven van een landloper (p.111): Tijdens mijn zes jaren kantoorwerk merkte ik voldoende van de eigenaardige financiële moraal die naamloze vennootschappen tot handige koord-dansers maakte op de snede der wet, om het kapitalistische stelsel, toen nog vrij van zijn tegenwoordige breidels, hartgrondig te wantrouwen. En dat wantrouwen werd afkeer toen ik met mijn neus op de schandalen viel waaraan de kanonnen-koningen, munitie-fabrikanten en bewapenings-trusts zich in de Eerste Wereld-oorlog schuldig hadden gemaakt. Zij hadden winst geslagen uit bloed. In helle verontwaardiging schreef ik een brochure Hoge hoeden en pantserplaten. Tot op heden is dit boekje van zestien bladzijden mijn meest verkochte opus, en daar ben ik blij om.
[2] Een goede bak kan de perversie verduidelijken. Bank-directeuren hebben onder elkaar een eigen jargon. “Karakter boven twijfel” betekent “nog net één step voor op de wet”. En “buitengewoon goed oordeel” betekent “geluk gehad”. Spreekwoorden in jargon zijn: “We trekken allemaal aan dezelfde bonus” of “Komt tijd, komt bonus” (geen vertaling). En een bankiers-scherts luidt: wat zijn de best verkopende tomaten? Geld-automaten.
[3] De Vlaamse auteur Geert Grub geeft in Lode Tendelle een indringende schets van het arbeiders-lot (p.287): De patroons die in de periode van hoogkonjunktuur maar voortgebracht hadden en nu voor jaren met stocks zaten, dankten de arbeiders af. De fabel van de krekel en de mier omkerend zeiden ze: je hebt gewerkt toen er overvloed was, en ga nu maar dansen! Verhonger nu maar, want van ons krijg je zero, niets! De patroons konden voort, de arbeiders mochten gaan stempelen. Men had hen nooit betaald volgens wat ze presteerden, maar volgens de uren die ze werkten. Nu men hen niet meer nodig had sneed men hun bron van inkomsten af. De patroons zijn ook mensen, maar een fabriek is geen liefdadigheids-instelling. Het bestuur betaalt volgens de werk-overeenkomst, en dat is korrekt. Wordt de arbeider overbodig, dan wipt men hem gewoon.

Leave a Reply

top