Loonmatiging en de onevenwichtigheid van de Nederlandse betalingsbalans
In het eerste kwartaal van 2013 bereikte het positieve saldo op onze lopende rekening een nog nooit vertoond niveau van 23 miljard (15% van het BBP). En wat doen we met dat geld? We steken het in Franse staatsobligaties, zodat daar de pensioenen goedkoop betaald kunnen worden en de consumptie op peil blijft. Terwijl hier de pensioenen onder druk staan, de premies stijgen en de consumptie daalt. Hmmm… Natuurlijk is dit een tikkeltje demagogisch gesteld. Maar het is niet alleen demagogisch: beleggen is, vergeleken met investeren, riskant! En beleggen kan je dus veel geld kosten. Alexandr Hobza en Stefan Zeugner stellen bijvoorbeeld:
Germany’s cumulated valuation losses on foreign assets and financial derivatives have exceeded EUR 460 billion since 2007 (Figure 3). Much of these staggering losses, which to a large extent accrued to investment in US mortgage-backed securities, affect debt assets and are irrecoverable.
De Nederlandsche Bank stelt, ondanks dergelijke risico’s, echter nog steeds dat in het eerste kwartaal van 2013 de lopende rekening van Nederland ‘verbeterd’ is. En er zijn meer redenen waarom deze term onjuist is. Gerekend over het hele jaar zal het overschot ruim boven de 10% uitkomen – een niveau dat in Europa officieel terecht als ‘onevenwichtig’ wordt gezien (6% is de bovengrens). Nu ben ik geen cijferfetisjist. Een cyclische toename van het overschot door afnemende binnenlandse bestedingen of door hogere gasprijzen is wat anders dan een structurele toename door export van hoogwaardige technologische producten. Maar het Nederlandse overschot is dusdanig hoog dat dit soort nuanceringen niet meer van belang is: Nederland schiet op deze manier, volgens Europa, niet alleen zichzelf maar ook de rest van de EU in de voet. Waarom?
We wisten en weten allemaal dat hoge tekorten op de lopende rekening bijzonder gevaarlijk zijn (nou ja, niet allemaal dus. Toen het er om ging was de Europese Centrale Bank van mening dat nationale tekorten er niet meer toe deden). Zie Spanje, Ierland, Griekenland en Portugal (nee, niet Italië). Een tekort betekent dat je een schuld opbouw in het buitenland – en dat heeft risico’s. Maar dat betekent dat het uitlenen ook risico’s heeft, waarbij de risico’s meer dan evenredig toenemen met het niveau van de schuld. Zie het citaat hierboven. Maar los van het niveau van de schulden is het sowieso niet wenselijk als een economie te sterk afhankelijk is van leningen uit het buitenland, zoals dat bijvoorbeeld in Spanje het geval was. Het tekort op de lopende rekening bedroeg aldaar ruim 10% van het BBP (2007). Tegelijkertijd had de Spaanse overheid een spaaroverschot, wat betekent dat ondanks het spaaroverschot van de Spaanse overheid de totale Spaanse economie een tekort van ruim 10% had. Wat weer betekent, omdat de overheid daar ongeveer 20% van de productie voor zijn rekening neemt (o.a. onderwijs), dat de uitgaven van de private sector voor ongeveer 13% gefinancierd werden met buitenlandse leningen. Wat weer problemen oplevert als, zoals gebeurde, de stroom geld uit het buitenland opeens opdroogt omdat men opeens doorkrijgt dat dit niet zo door kan gaan. Hoe groter de afhankelijkheid hoe groter de klap zowel als de kans op de klap. Wat de reden is dat ‘Brussel’ niet graag grote tekorten op de lopende rekeningen ziet, net zomin als het negatief hiervan, grote overschotten. Het harmonische evenwichtsdenken van de ECB waarin hoge private schulden goed zijn voor de winsten van de banken heeft plaats gemaakt voor een bureaucratisch onevenwichtigheidsdenken, waarin hoge schulden de economische ontwikkeling kunnen fnuiken. En volgens de Brusselse bureaucratische regels heeft het overschot op de Nederlandse lopende rekening in dat systeem een sterk destabiliserend niveau bereikt. Je kunt je afvragen of de Brusselse bureaucraten zichzelf niet wat overschatten als ze denken de zaak in de pas te kunnen laten lopen. Maar hun idee dat grote overschotten zowel als grote tekorten een indicator van onevenwicht zijn is op zich natuurlijk juist.
Hoe zit dat alles in elkaar?
Uiteraard zijn tekorten of overschotten op de lopende rekening normaal. Stijgende olieprijzen, slechte zomers in Noord-Europa die voor meer vakantietripjes naar Zuid-Europa zorgen, de technologische en markttechnische ontwikkeling van de financiële sector in Londen – dit soort factoren kunnen voor stijgingen of dalingen van het saldo met het buitenland zorgen. Dat is in eerste instantie geen probleem. In zekere zin is dit niet anders dan de provincie Drenthe die bijvoorbeeld op een bepaald moment een tekort heeft met Groningen. De Drenthen krijgen door de import een schuld aan de Groningers, bijvoorbeeld in de vorm van afnemerskrediet of bankleningen. Ze zullen dan wellicht wat minder gaan importeren. En er kan zelfs sprake zijn van evenwichtsherstellende krachten, bijvoorbeeld als de Groningers, die nu rijker worden, hun hogere inkomens gaan besteden zodat de importen van Groningen stijgen.
Maar daar kan het misgaan. Stel dat de Groningers Duitsers dit geldt niet besteden, aan consumptie of investeringen, maar sparen en actief weer uitlenen aan het buitenland. Wat dus gebeurd is, voor een plaatje van de geldstromen in Europa kunt u terecht bij het al gelinkte document van Hobza en Zeugner (waarbij er via Frankrijk en Duitsland in 2004-2006 overigens ook nog eens zo’n 130 miljard aan kapitaal van buiten de EU naar landen als Spanje en Portugal gesluisd werd…). De bestedingen (en dus de werkgelegenheid en de lonen) in een land als Duitsland nemen dan niet toe, waardoor het overschot op de lopende rekening bestendigd wordt. En de schulden van Zuid-Europa dus groter werden. Het evenwichtsherstellende systeem van loon- en werkgelegenheidsstijgingen kan zijn zegenrijke werk niet doen. We weten allemaal (zelfs de ECB) wat er daarna gebeurde.
Helaas gaan we in Nederland, ondanks de onevenwichtigheid van ons lopende rekening overschot, gewoon door op de oude voet en blijven we (ondanks alle problemen met te hoge binnenlandse schulden!) het geld systematisch wegbrengen naar het buitenland. Hoge tekorten op de lopende rekening zijn gevaarlijk en moeten tegengegaan worden. Maar hetzelfde geld voor hoge overschotten. En, nogmaals, dat is ook het idee van Brussel, zie hier voor de gegevens van het officiële ‘scorebord’. Veel economische problemen in Nederland maar ook in Europa zouden aanzienlijk kleiner zijn als de lonen de komende drie jaar elk jaar met 3% zouden stijgen!
Terzijde (1) – een groot verschil tussen de Drents/Groningse handel en de buitenlandse handel betreft de banken. Als een Nederlandse bank in de problemen komt door Nederlandse leningen die het Drentse tekort financierden dan betalen alle Nederlanders daar via de belastingen aan mee, het SNS-systeem. De problemen van de Ierse banken worden echter enkel door de Ieren gedragen, niet door de Duitsers, hoewel die wel het geld leverden dat de Ierse zeepbel financierde. De ECB dringt er zeer sterk op aan dit te veranderen.
Terzijde (2) – de ECB heeft een commissie ingesteld die nou eens echt moest kijken waar die tekorten vandaan kwamen. Kwam het enkel door te hoge lonen in Zuid-Europa en is de oplossing dus simpel? Nee dus. Het is pijnlijk en schokkend om te zien hoezeer het extreme marktdenken de ECB allerlei economische waarheden heeft doen vergeten, en hoeveel wielen er opnieuw uitgevonden worden (tekorten op de lopende rekeningen zijn, anders dan we dachten, wel van belang, en de term ‘exportkwaliteit’ heeft te maken met de kwaliteit van de producten en niet met lage lonen. In het gelinkte document wordt bijvoorbeeld ook gesteld dat productiviteitsverschillen binnen een sector erg groot zijn en dat dat belangrijk is. Mensen, dat weten we echt al 50 jaar).
Terzijde (3). Relatief gezien is het Nederlandse overschot veel groter dan het Duitse en veeeeel groter dan het Chinese. Wel heeft een land als Singapore een enigermate vergelijkbaar overschot, net als Zwitserland.