search
top

Er moet meer water door de Rijn. Over sparen, investeren en sectorbalansen.

Een van de onderdelen van de huidige discussie over de problemen van de Eurozone gaat over sectorale spaaroverschotten en -tekorten. Voor 2008 had de particuliere sector als geheel in de Eurozone slechts een klein spaaroverschot: de Duitse spaaroverschotten werden besteed in Spanje, om vliegvelden, theaters en vakantieappartementen aan te leggen te bouwen. Nu is dat niet meer zo. Er is nog steeds een particulier spaaroverschot, in Duitsland. Maar het geld gaat niet meer naar Spanje. Waardoor er een hevige bestedingscrisis is (en nee, een bestedingscrisis los je niet op met een flexibeler arbeidsmarkt). Wat te doen? Moet de overheid dit overschot lenen om vervolgens uit te geven. Of moeten we het, zoals nu in toenemende mate het geval is, uitlenen aan landen buiten de Eurozone? Wat is er aan de hand?

* Theoretische en empirische achtergrond. De nationale rekeningen zijn voor macro-economen wat het periodiek systeem van de elementen is voor chemici: de concepten, afbakeningen en definities van de nationale rekeningen definiëren het speelveld. Hier zal ik twee verschillende en uiterst belangrijke concepten van deze rekeningen weergeven die de discussie over spaaroverschotten bepalen (zie de SNA voor operationele details en concepten, zie Frits Bos voor een diepgaande inleiding). Belangrijk zijn hier:

I. De afbakening van de economie in sectoren: huishoudens, de overheid, niet-financiële bedrijven, financiële bedrijven, de centrale bank en het buitenland. De sub-indelingen worden hier weggelaten, belangrijk is te beseffen dat ook de monetaire statistiek, de prijsstatistiek en de werkgelegenheidsstatistiek dezelfde indeling hanteren.

II. De ‘boekhoudkundige identiteiten’. Wat zijn dit? Volgens dit systeem geldt dat het totaal aan inkomens gelijk is aan het totaal aan finale bestedingen wat weer gelijk is aan de totale productie. De kern van deze afbakening gaat uit van de inkomens van personen en hun bedrijven: lonen, winsten, pachten en huren en de rente. Wat bedrijven kunnen uitbetalen aan inkomens is gelijk aan hun productie: de waarde van de verkopen minus de waarde van de inkopen. En de inkomens worden weer besteed, waardoor deze weer gelijk zijn aan de waarde van de (verkopen minus de inkopen) van de bedrijven. Lees de nationale rekeningen er op na en er wordt rekening gehouden met dubbeltellingen en dergelijke.

* In dit systeem zijn dan geldstromen tussen de sectoren waarneembaar, bijvoorbeeld exporten naar het buitenland en importen uit het buitenland, of belastingafdrachten aan de overheid door de huishoudens. Deze geldstromen worden ook waargenomen en gemeten.

* Er valt daarbij te steggelen over de indeling in sectoren: korfbalverenigingen horen bij de sector ‘huishoudens’ maar horen de uitgaves van gevangenissen aan voeding bij materiële overheidsuitgaven of is een gevangenis ook een soort huishouden? Of, belangrijker: is het wenselijk onderscheid te maken tussen de centrale overheid en de sociale fondsen? Dat steggelen gaan we nu niet doen.

* Er valt niet te steggelen over de identiteiten. Inherent aan geld is dat het overgaat van de een op de ander – anders was het geen geld. En de totale uitgaven van alle sectoren zijn dus het totale inkomen (strikt genomen: omzet) van alle sectoren, dat is een inherente eigenschap van een monetaire economie. Van belang is te beseffen dat de veronachtzaming door mensen als Greenspan en Trichet, geïnspireerd door de nieuw-klassieke economen,  van een van de concepten van dit systeem, de lopende rekening (i.e. wat een land verdient aan/besteed in het buitenland) mede heeft geleid tot de huidige problemen.

* A=B lijkt een triviale opmerkingen – maar dat is het niet. Het water dat Nederland instroomt via de Rijn is gelijk aan het water dat Duitsland uitstroomt via de Rijn. Duh… Maar wat gebeurt er als Duitsland systematisch het waterpeil van de Rijn gaat verlagen, doordat particulieren allerlei stuwmeren gaan aanleggen en dit water ter beschikking stellen aan Spanje? Of andersom, als ontbossing zorgt voor grotere wisselingen in de waterstand (i.e: deregulering van het bankwezen)?

Het kan dus zo zijn dat, op een bepaald moment, een sector meer uitgeeft dan er geproduceerd wordt (het equivalent van het laten leeglopen van de stuwmeren). Deze sector leent dan geld van een andere sector, die dan als sector minder uitgeeft dan er verdiend wordt. De overheid leent bijvoorbeeld van de huishoudens. Let op: dit ‘minder produceren’ kan bestaan uit het lenen en gebruiken van geld dat door een andere sector van te voren bespaard is maar het kan ook bestaan uit het scheppen van geld door banken dat uitgeleend wordt aan een sector, waardoor (als dit geld ook besteed wordt) de totale geldelijke bestedingen in de economie toenemen, evenals, noodzakelijkerwijs dus, de nominale (‘geldelijke’) productie. Terwijl de productie van het bankwezen niet toeneemt (op het loon van de geldpersbediener na wordt geldschepping niet als productie gezien: de ‘zero elasticity of production’ van financiële producten van Keynes. De rente op de leningen telt, na de geldschepping, echter wel mee. Google Fisim).

Sectoraal kan er dus sprake zijn van overschotten en tekorten. Maar in totaal dus niet. Geld blijft altijd ergens. Het overschot van de een is dus het tekort van de ander omdat het overschot/tekort niet had kunnen ontstaan zonder de achterliggende transacties, waar beide sectoren voor tekenden (let op: de transacties zijn bruto, het overschot is netto).

 

Nu kan het, om de metafoor weer op te vatten, zo zijn dat alle (particuliere) stuwmeereigenaren in Duitsland min of meer tezelfdertijd hun meren laten vollopen, juist op het moment dat het toch al wat droog is en het waterpeil van de Rijn daalt. Men is bang voor aanhoudende droogte. En mensen hebben nu eenmaal de neiging ‘kuddegedrag’ te vertonen. Als de een iets doet (en een overtuigend verhaal houdt waarom hij dat doet) dan heeft de ander sterk de neiging dat ook te doen. Dit zorgt uiteraard voor een lager niveau in de Rijn. Waardoor nog meer mensen geneigd zijn hun stuwmeer op hoger peil te brengen. Waardoor het peil van de Rijn nog lager wordt. Deze dreigt niet meer bevaarbaar te worden wat tot een ineenstorting van het transportsysteem en daarmee van de hele economie leidt. Wat te doen?

Theoretisch is het mogelijk dat de particuliere sector – in dit geval de mensen en de huishoudens zonder stuwmeer – het water in de meren gaan ‘lenen’, om hun particuliere problemen op te lossen. Spaanse projectontwikkelaars leenden via Spaanse banken Duits geld om te bouwen en te bouwen en te bouwen. In zo’n geval hoeft de particuliere sector als geheel geen spaaroverschot te hebben en omdat het water na gebruik via de riolen en de waterzuivering terugvloeit in de Rijn stijgt het peil van de Rijn zelfs weer. Maar gebeurt dat ook werkelijk? Of zijn de mensen vanwege de algehele angst voor waterschaarste juist minder geneigd dit te doen – zelfs als De Overheid het watertarief (lees: de rente van de ECB) sterk verlaagt. Terwijl veel mensen, die eens goed naar hun eigen stuwmeertje gekeken hebben, er opeens achter komen dat ze ‘onder water’ staan (of, in deze metafoor, dus eigenlijk het omgekeerde). Hun eigen watervoorraad is lager dan ze dachten en mede omdat er wordt beknibbeld op toekomstige waterstromen (lees: pensioenuitkeringen) gaan ze zelf ook meer water sparen.

Gelukkig hebben we dan een overheid, die het water dat normaal door de Rijn stroomde kan lenen van de stuwmeereigenaren (beste mensen, volgend jaar gaat het vast weer normaal regenen en dan krijgen jullie het weer terug). En die het in extreme gevallen zelfs kan laten regenen (lees: geldschepping). Wat soms enkel tot extra modder in de polder leidt. Dan moet je dat niet doen. Maar soms leidt het ook tot een bevaarbaar peil van de Rijn. Van te voren weten we niet altijd helemaal goed wat het gevolg hiervan zal zijn. Maar momenteel lijkt het risico van meer modder op te wegen tegen een onbevaarbare rivier.

Maar wat, als de overheid nu ook gaat bouwen en bouwen en bouwen? Is de overheid dan net zo onnozel als de particuliere sector was, in Spanje en Duitsland? Niet altijd. In Nederland mogen er nog wel een paar jaar 20.000 woningen per jaar extra gebouwd worden, afgemeten aan het huidige niveau. Helaas leidt het huidige overheidsbeleid tot het tegenovergestelde. In plaats van geld te lenen uit de stuwmeren die tot barstens toe zijn gevuld verhoogt men de belastingen, op woningcorporaties. Die (veel) minder gaan bouwen. De overheid is kennelijk inderdaad net zo onnozel als de particuliere sector.

Leave a Reply

top