search
top

Schulden, aflossen en het Friedman/Fisher probleem met de geldvoorraad

I know of no severe depression, in any country or any time, that was not accompanied by a sharp decline in the stock of money and equally of no sharp decline in the stock of money that was not accompanied by a severe depression.”

Milton Friedman

Leeswijzer: bevindt Nederland zich in een situatie van schulddeflatie? Als u daarin geïnteresseerd bent, lees dan enkel de laatste paragraaf. De rest is theorie.

1. Geld speelt een rol. De bekende libertaire econoom Milton Friedman is vooral beroemd vanwege zijn werk met Anna Schwartz, over de geschiedenis van het geld in de VS. Uit dit werk wordt duidelijk dat de crisis van de jaren dertig gepaard ging met een sterke afname van de geldhoeveelheid. Dit was, zoals uit het citaat hierboven blijkt, geen unieke situatie. Deze situatie is zelfs kenmerkend voor economische crises in systemen die werken met ‘fiduciar geld’, zoals het onze. Dit werkt nog steeds zo. De geldhoeveelheid in bijvoorbeeld Ierland en Griekenland is de afgelopen jaren sterk afgenomen. En dan hebben we het over percentages van rond de 30%, ongeveer net zoveel als de afname van de geldhoeveelheid in de VS, tijdens (daar istie weer) de Grote Depressie. De vraag is hoe dit veroorzaakt werd en in hoeverre dit een rol speelde bij het extreme karakter van de Grote Depressie. Friedman zelf stelde dat het de centrale bank was die deze daling veroorzaakte: “The Federal Reserve definitely caused the Great Depression by contracting the amount of money in circulation by one-third from 1929 to 1933“. Als de centrale bank beleid zou voeren middels een lage rente dan zou er min of meer vanzelf weer meer geld in de economie zou komen en dan was het probleem grotendeels voorbij. Niet iedereen was en is dat met hem eens. Irving Fisher keek daar destijds met goede reden op een andere manier tegenaan. Hij bekeek dit namelijk, anders dan Friedman die eigenlijk enkel een soort ‘enkelvoudige’ boekhouding hanteerde, vanuit het in een macroperspectief correcte systeem van ‘viervoudige boekhouding’. Overigens bleek recentelijk dat de stijging van de geldhoeveelheid in de VS na 1933 vooral veroorzaakt werd door extra leningen en bestedingen van de overheid, maar dat terzijde. Om dit alles uit te leggen moeten we eerst ingaan op wat geld is.

2. Wat is geld? De vraag lijkt simpel – maar over het antwoord zijn boeken vol geschreven. Dat komt omdat de rol van geld van het ene op het andere manier kan veranderen – en omdat er verschillende waardepapieren zijn die in meerdere of mindere en veranderende mate ‘geldachtig’ zijn.  Momenteel is er bijvoorbeeld een sterke stroom waarneembaar van langere termijn spaartegoeden naar betaalrekeningen en contant geld, in de EZ. Maar dit is nog geen antwoord op de vraag. De vraag is: “wat stroom er”? En het antwoord hierop is, in ons geldsysteem, duidelijk. Het zijn eenheden bankkrediet. Die door de staat worden geaccepteerd als middel om uw belastingschuld te betalen. En die door organisaties en bedrijven geaccepteerd worden als betaalmiddel – als middel om schulden te delgen. Zoals een rekening bij de tandarts, of collegegeld. Of een betaling in de winkel (zeer kortstondige schuld, maar toch). Dit bankkrediet ontstaat doordat iemand leent, bij de bank. U sluit een hypotheek af, voor 200.000,–, en de bank creëert dat geld, uit het niets. Of nou ja, niet helemaal uit het niets. Het wordt geschapen op basis van uw belofte terug te betalen en de veronderstelde toekomstige executiewaarde van het huis dat u ermee wil kopen. En op basis van de belofte van de overheid dat dit geld gebruikt kan worden voor belastingbetalingen. En op basis van de door de overheid uitgegeven bankvergunning: niet alle financiële instellingen mogen namelijk op deze manier geld scheppen. Geld is dus krediet, van de bank, met overheidsgarantie. Dat, belangrijk, allerwegen geaccepteerd wordt als betaalmiddel.

3. Het idee van geldschepping staat ook centraal in het meten van de geldhoeveelheid, zoals de ECB dat doet. Het bovenstaande idee is geen revolutionair, opwindend, kritisch, heterodox dilettantenidee. Integendeel. Het is een saai en nogal ingewikkeld geoperationaliseerd idee dat de ‘bean counters’, de oftewel de cententellers (beeldspraak in het Nederlands is vaak commerciëler van aard dan in het engels, vanwege onze langere commerciële geschiedenis) van de ECB nodig hebben om de geldhoeveelheid te meten, waarbij de complexiteit nog groter wordt omdat het ook nog gekoppeld is aan de boekhoudkundige indelingen van de nationale rekeningen. Wat, terzijde, betekent dat we een in principe compleet geoperationaliseerd en gemeten systeem van zowel de monetaire als de reële stromen en voorraden van de economie hebben. Elke maand publiceert de ECB als onderdeel daarvan een voorraadstatistiek van de geldhoeveelheid, met de netto geldstromen die de voorraad deden veranderen. Die monetaire statistiek is in hoge mate gebaseerd op het idee zoals dat hierboven is weergegeven. Voor meer achtergrond hierover: kijk hier. En maand op maand op maand maakt de ECB bekend dat de maatschappelijke geldhoeveelheid momenteel erg langzaam stijgt – het groeitempo is met afstand het laagste van de laatste 34 jaar (zie de link). Die ‘M-3’ geldhoeveelheid is gebaseerd op een duidelijke definitie. Contant geld hoort erbij, net zo goed als geld dat minder dan twee jaar vast staat op spaarrekeningen. Geld dat langer vaststaat wordt echter niet meer bij deze ‘maatschappelijke geldhoeveelheid’ gerekend. Uit deze statistiek wordt onder andere duidelijk dat de maatschappelijke geldhoeveelheid voor een zeer aanzienlijk deel gebaseerd is op verstrekt hypothecair krediet zowel als op krediet aan bedrijven. Ongeveer de helft van het totaal van de maatschappelijke geldhoeveelheid  plus het ‘financiële kapitaal’ (geld dat onder andere is vastgelegd in lagere termijn spaartegoeden) is gebaseerd op deze twee vormen van krediet.

4. Wat gebeurt er met de geldhoeveelheid als mensen en bedrijven leningen gaan terugbetalen? Lenen leidt tot geldcreatie – en afbetalen leidt dus tot gelddestructie. Althans, als u bij een geldscheppende bank afbetaalt. Dat is die daling van de geldhoeveelheid van Friedman. In Ierland en Griekenland ligt het anders – daar stroomt het geld ook weg. Wat het probleem erger maakt, want bij afbetaling verdwijnt er niet alleen geld maar ook schulden – anders dan bij wegstromen van het geld. Als u van een pensioenfonds geleend heeft dan blijft dat geld echter bestaan wanneer u aflost. Het betrof namelijk geen nieuw geschapen geld maar aan het fonds overgedragen besparingen. En het fonds zal dit zo snel mogelijk opnieuw beleggen. Actief. Als u bij een geldscheppende bank een lening afbetaald dan is dit anders. De lening wordt afgeboekt – en het geld verdwijnt, ‘into thin air’. De bank zal, normaliter, de nu weer betere kapitaalratio gebruiken als basis om nieuw geld uit te lenen. Enigermate passief, want er moet wel vraag zijn. Maar dat ligt nu, door onzekerheid, druk om de kapitaalratio’s te verhogen en nog een aantal redenen wat moeilijker. Het geld verdwijnt dus gewoon, er komt geen nieuw geld/krediet voor in de plaats.

5. Het verschil tussen de ‘enkelvoudige’ boekhouding van Milton Friedman’s en en het ‘viervoudige boekhouden’ van Irving Fisher. En dit is het punt waarop Friedman de mist in ging. Hij zag de geldhoeveelheid als bepaald door de centrale bank. Quod non. De geldhoeveelheid wordt niet bepaald door de centrale bank maar door de private sector, de centrale bank kan alleen maar proberen daar invloed op uit te oefenen – maar kan zelf geen geld scheppen (wel bankreserves, maar die komen, overdrachtelijk, het gebouw van de ECB niet uit. Je kunt er nog geen brood mee kopen). En bij die geldcreatie spelen de (verwachtingen over) de balansposten van de private sectoren (activa en passiva van lener en uitlener, vier posten dus) een cruciale rol. Dat zag Irving Fisher uitstekend. Hij stelde, redenerend vanuit die balansposten, dat in een situatie als die van de Grote Depressie aflossen omdat je ‘onder water staat’ tot een zichzelf versterkend neerwaarts proces kon leiden, waarbij de aflossingen via prijseffecten niet zozeer tot een daling van het waterpeil (de schuld) als wel tot het dieper wegzakken in het slik van de schuldenaren leidt.

En een lage rente leidt in zo’n situatie niet ‘automatisch’ tot meer leningen en meer geld.

Ik heb de m.i. correcte Wikipedia-samenvatting (01/05/2012) hier weergegeven, met mijn commentaar erbij over onze huidige situatie.

According to Fisher, the bursting of the credit bubble unleashes a series of effects that have serious negative impact on the real economy:

1. Debt liquidation and distress selling. Het terughalen van leningen uit Zuid Europa door banken en het vooral in Spanje uit huis zetten van eigenaren (terwijl er ongeveer 1 miljoen huizen leeg staan)
2. Contraction of the money supply as bank loans are paid off. Bedrijven betalen momenteel netto leningen af, zie de ECB statistiek
3. A fall in the level of asset prices. Woningprijzen dalen sterk, in veel EZ landen
4. A still greater fall in the net worth of businesses, precipitating bankruptcies. Momenteel vooral bij de banken het geval, zie echter ook het zeer grote aantal faillissementen
5. A fall in profits. Nog niet overal aan de gang
6. A reduction in output, in trade and in employment. Buiten Duitsland overal het geval
7. Pessimism and loss of confidence. Het uiteenvallen van de Euro wordt gezien als een reële mogelijkheid
8. Hoarding of money. Zie boven, over de vlucht in liquiditeit.
9. A fall in nominal interest rates and a rise in deflation-adjusted interest rates. In ieder geval de consumentenprijsinflatie is het afgelopen jaar veel sterker gedaald dan de ECB-beleidsrente, hetzelfde geldt voor de BBP-inflatie en de rente gedurende de afgelopen vijf jaar

 

De diagnose lijkt duidelijk. Aflossen van leningen aan geldscheppende banken is dus niet alleen problematisch omdat het de bestedingen tijdelijk direct onder druk zet – maar ook omdat de geldvoorraad zelf daalt, wat een langere termijn negatief effect op de bestedingen heeft. En dat is dus wat nu ook aan de hand is. De vraag is: hoe houden we de geldvoorraad op peil, in de Eurozone en vooral ook in de individuele landen van de Eurozone. Voor een diepgravende recente analyse van deze situatie (hoewel de fragmentatie van de EZ nog te weinig aandacht krijgt)  wordt u verwezen naar Koo, die stelt dat alleen de overheid hiertoe in staat is.

 

Leave a Reply

top