search
top

Duitsland in de jaren dertig: nieuw geld leidde blijvend tot meer productie.

Een van de belangrijkste recente bevindingen van economisch-historici is dat:

* nieuwe ‘doorbraak’ technieken (stoom, elektriciteit, computers) vaak uiterst snel worden toegepast door innoverende bedrijven.
* maar dat het vervolgens ongeveer twintig jaar duurt voordat we dat serieus terug zien in de productiviteitscijfers. Dit heeft te maken met de leercurve: het kost tijd om de nieuwe technologie werkelijk efficiënt in te zetten. Maar het komt ook doordat de nieuwe technologie eerst nog maar een kleine sector van de economie is. Typerend voor nieuwe ‘doorbraak’ technieken is (was?) dat er ook nogal wat geïnvesteerd moet worden voordat ze algemeen gebruikt kunnen worden (snelwegen, hoogspanningsnetten, rioleringssystemen enzovoorts). Na ongeveer 1880 treedt, in veel landen, dan ook een toename van de investeringen, uitgedrukt als percentage van de totale productie.

Bron: B.R. Mitchell, International Historical Statistics

Het ‘leercurve’ effect is sterk: ook als de investeringen niet toenemen kan de productiviteit nog wel stijgen zodra de vraag weer stijgt. We zien dit vaak in de herstelfase van een economische crisis. Wat ook betekent dat bij een daling van de vraag de investeringen totaal ineen kunnen storten. Zie Ierland, zie Spanje, zie Griekenland.

Wat precies was wat in de jaren dertig gebeurde, onder andere in Duitsland, waar de netto investeringen (bruto minus afschrijvingen) zelfs negatief werden. Hetzelfde effect is ook in de VS waarneembaar.

De macro-economie hiervan is natuurlijk dat ook de productie en de werkgelegenheid sterk daalden (vierdubbel boekhouden: jouw lagere uitgaven zijn mijn lagere inkomsten). En vergeet het maar dat in deze tijd van sterk stijgende werkloosheid een toenemende consumptie dit gat op de korte en de middellange termijn kon vullen, terwijl de export ook nog eens belemmerd werd. De enige partij die dit gat wel kon vullen was de overheid – maar die zou haar uitgaven dan, gezien de beperkte omvang van de overheid in deze tijd, zo ongeveer moeten verdrievoudigen. Slechts een gestoorde totale maniak zou zo’n idee serieus nemen….

Maar, o ja, natuurlijk.

En dat was mede mogelijk doordat de meest invloedrijke centrale bankier van de twintigste eeuw, Hjalmar Schacht, dit niet-inflatoir wist te financieren met vele, vele miljarden totaal nieuw geld: MEFO-bills, vermoedelijk vernoemd naar de Mephistoles in Goethe’s Faust. 8 miljard aan uitgegeven geld werd gedekt door 1 miljoen aan kapitaal. Oeps. Maar het werkte. De werkloosheid daalde van ongeveer 40% in 1932 naar 12% in 1936 en 3% in 1938 (Pierenkemper, T. (1987), ‘The standard of living and employment in Germany, 1850-1980: an overview’, Journal of european Economic History 16-1 pp. 51-73, geciteerd in Mitchell, zie link). En de prijzen waren stabiel. Omdat geld nooit werkelijk wordt gedekt door goud of kapitaal maar door de productie. In de visie van Schacht: geld moet goederen en diensten ‘voortstuwen’.

Welke lessen kunnen we hier nu van leren, behalve dan dat het werkelijke werk van Mephistoles niet de uitgave van nieuw geld maar het besteden ervan aan bewapening was?

Caveat: de Duitse economie zag al in 1933, voordat de Nazi politiek effect had, enig herstel.

One Response to “Duitsland in de jaren dertig: nieuw geld leidde blijvend tot meer productie.”

  1. JL zegt:

    Zouden we niet zoiets kunnen doen voor Griekenland en Spanje?

    Dus parallel aan de leningen een apart investeringsfonds opzetten dat investeert in bijv. zonnepanelen en toerisme.

Leave a Reply

top