Het grote gelijk van Ewald Engelen (volgens recente artikelen en statistieken)
Op 20 augustus publiceerde Ewald Engelen een verdediging van de opmerking van Emile Roemer dat de 3% grens van het tekort van de overheid niet heilig was. Hij doet dat op basis van een methode die weinig Nederlandse economen beheersen: vanuit de situatie in een groot aantal individuele landen toeredeneren naar patronen van een totaal, waarbij dit totaal geen ‘gemiddelde’ of optelsom is maar een soort kaleidoscoop. Hij stelt daarbij dat de fixatie op de overheidsfinancien het overheidstekort als oorzaak en oplossing van de crisis niet terecht is. Speculatieve kredietverlening, mede mogelijk door kapitaalexport uit landen als Frankrijk, België en Duitsland, en woningzeepbellen in Spanje, Ierland maar ook Hongarije hadden volgens hem meer te maken met de oorzaak van de crisis. Een geforceerde verlaging van het overheidstekort zal in de huidige conjuncturele fase (uiteenspatten zeepbellen, problemen met de balansen van huishoudens, overheden en banken, afnemend vertrouwen, dalende productie) de situatie alleen maar erger maken. Uiteraard is dit een impliciete (en misschien onbewuste) ontkenning van ‘De wet van Say’- in een situatie waarin een plotselinge bestedingsuitval is door het ‘opeens’ wegvallen van grotendeels met schuld en dus grotendeels via bancaire geldschepping gefinancierde bestedingen (woningbouw, eventueel overige investeringen en bestedingen aan duurzame consumptiegoederen zoals keukens en caravans) kun je het vergeten dat de overige bedrijfsinvesteringen, de export of de consumptie van huishoudens dit bestedingsgat vullen – zeker als de balansen van allerlei macro-economische spelers niet op orde zijn, juist door de met de crisis gepaard gaande prijsverlagingen van: in dit geval woningen. Dit was het essentiële punt dat Keynes zo scherp aanvoelde in de jaren dertig (en die leidde tot de grote fout van Friedrich Hayek, die in eerste instantie dacht dat meer sparen de zaak wel zou oplossen – remmen terwijl je al stilstaat in de grindbak. Anders dan Keynes voelde Hayek niet aan dat de investeringsquote blijvend op het hoge niveau van de jaren twintig zou moeten komen te liggen, de negentiende eeuw was voorbij. Zie ook het herstel tijdens en na de oorlog). Zie voor de relatie tussen schuld- en geldcreatie de ECB-statistieken.
Heeft Ewald gelijk? Op deze site worden we niet gelukkig als economen recente cijfers niet blijken te kennen, onzorgvuldig omgaan met begrippen of niet op de hoogte zijn van elementair boekhouden. Gelukkig krijgen we van het werk van Ewald een veel warmer gevoel – hij kent zijn cijfers wel. Laten we een aantal (soms zeer) recente publicaties erbij nemen:
1. De woningbouwzeepbellen (‘malinvestements’, in de terminologie van de Oostenrijkse economen). Eurostat heeft nieuwe gegevens gepubliceerd over de bouw in Europa (23 augustus) . Deze is in Ierland teruggelopen tot 21% (!?!) van het niveau van 2005 en in Spanje naar ruim 40% van dit niveau en in Hongarije, Portugal en Slovenië tot ongeveer. Waarbij de omvang van de bouwnijverheid (% BBP) juist in deze landen rond 2005 enorm groot was, de bekende zeepbel. En in Ierland zelfs bizar groot – dat idee van die rationele kapitaalmarkten, daar moet toch iets niet van kloppen.Terzijde – in Nederland was (en is) natuurlijk sprake van een woningprijszeepbel. Gelukkig heeft onze regelgeving ons gered van een woningbouwzeepbel zoals in Spanje en Ierland. De onevenwichtigheid vond hier ‘slechts’ plaats in de kantorenmarkt. Zorgvuldige besluitvorming leidt kennelijk tot een rationelere marktwerking, hoewel dat in de huidige neergang minder het geval is (er moet meer gebouwd, maar in plaats daarvan gebruiken we de huuropbrengsten nu om de zakken van de Vestiabankiers te spekken). In ieder geval: (het uiteenspatten van) de woningzeepbel is in verschillende landen wel degelijk oorzaak van de crisis. Terzijde – een van de kenmerkende aspecten van het proces van ‘moderne economische groei’ dat nu tussen de 450 en 150 jaar geleden begon, in Europa, is het op de zeer lange termijn steeds maar toenemende belang van bestedingen aan ‘wonen’, in brede zin (dus inclusief water, energie, meubilair enzovoorts). Het is dus niet zo dat de sector ‘wonen’ een ouderwetse sector is, die steeds minder belangrijk wordt in een moderne economie. INTEGENDEEL.
2. Een andere manier om de bouwproblemen in beeld te brengen is te kijken naar de omvang van de terugval van de investeringsratio van huishoudens (voornamelijk woningbouw) als percentage van het BBP, Eurostat, 17 augustus. Deze belangrijke bestedingen zijn in alle landen van de EU gedaald, in een aantal landen (Ierland, Spanje, de Baltische staten, Hongarije) zelfs dramatisch. Alweer: woningbouwproblemen. Opmerkelijk: nu de zeepbellen geknapt zijn is Nederland met Finland het EU land met de hoogste investeringsratio, wat uiteraard veroorzaakt wordt door de hypotheekrenteaftrek. Opmerkelijk overigens: de sinds 2005 verdubbelde bouwnijverheidsproductie in Polen.
3. De kapitaalstromen van de betalingsbalans (dus niet alleen de lopende rekening, ook ‘die andere rekeningen’ en, zeer nuttig, de lopende rekening opgesplitst in goederen, diensten en inkomens). Alweer gegevens van Eurostat, 12 juli, zij het dat het hier niet de werkelijke stromen betreft maar de saldi. Hoe dan ook: er zijn nogal wat extreme schuldenposities opgebouwd.
4. Een recent artikel (23 augustus) op Voxeu dat stelt dat export niet zozeer een relatie heeft met de relatieve macro-economische productiviteit maar met de productiviteit van individuele bedrijven, die weer veel te maken heeft met goed personeel (maar is dat personeel eigenlijk niet ‘het bedrijf’…). Anders gezegd: loonmatiging loont alleen als er al een goede exportindustrie is, en dan is het meestal niet nodig.
5. Het IMF, juli 2012 dat berekend heeft dat bezuinigen tijdens een crisis net zoiets is als: remmen in de grindbak.
Ewald heeft dus, omdat hij verstandige methodes gebruikt en de cijfers kent, helemaal gelijk. We zitten in de grindbak. Om eruit te komen zullen we niet moeten remmen – maar gas geven, met een laag toerental. En sommige landen zullen eruit getakeld moeten worden, in plaats ze te bedelven onder meer grind.
P.S. – natuurlijk wordt de crisis aangegrepen om de sociale zekerheid te ontmantelen, zie de pensioenen in Griekenland die nu voor de derde keer met dubbele cijfers gekort gaan worden. Dat is de werkelijke bijl aan de wortels van de Euro, overigens. Is Roemer, net als ik, voorstander van een eurozone AOW?
Beste Merijn,
Uitstekend commentaar! Dit bezorgt mij een goede dag. Bedankt en groet,
Henk de Vos
“Anders gezegd: loonmatiging loont alleen als er al een goede exportindustrie is, en dan is het meestal niet nodig.”
U hebt, als ik correct gelezen heb, meermaals erop gewezen dat u interne devaluatie onnodig vindt. Maar u hebt wel de vergelijking gemaakt tussen Denemarken, met de koppeling van zijn munt aan de euro, en Zweden met zijn zwevende wisselkoers. Ik veronderstel dat u een zwevende wisselkoers dan niet belangrijk vindt omdat prijzen tegenover de handelspartners zeer gemakkelijk kunnen worden aangepast, maar omdat dit, indien nodig, een expansief monetair beleid toelaat?
Helemaal gelijk!
Zie ook http://www.sammytuyll.blogspot.nl/
Ik besef dat mijn vraag misschien dom is, maar ik ben slechts een amateur die een beetje hoogte probeert te krijgen van de economische ontwikkelingen in de wereld. Is er misschien iemand die mijn vraag kan beantwoorden?
@Jan,
Het is wat mij betreft iets ingewikkelder. Als een land als Duitsland, dat altijd al een grote, concurrerende industrie had en dat rond 1990 zo ongeveer de hoogste industrielonen van Europa had, tot loonmatiging overgaat dan levert dat direct een EXTRA concurrentievoordeel voor de bedrijven op: lagere kosten (althans, op de korte termijn. Op de iets langere termijn zie je dat de productiviteit in Duitsland de afgelopen twintig jaar betrekkelijk weinig gestegen is, waarschijnlijk mede ‘dankzij’ die loonmatiging). Een land als Griekenland, dat wat betreft de goederenproductie veel minder concurrerend is, kan de industrie-lonen wel verlagen – maar dat maakt weinig uit. Als je niets in de aanbieding hebt dan kunnen de lonen wel laag zijn – maar je gaat echt niet meer verkopen. Er zal eerst een concurrerende sector opgebouwd moeten worden. Nu heeft Griekenland wel iets in de aanbieding (toerisme), maar de kosten daarvan kunnen net zo goed verlaagd worden door een verlaging van de BTW (wat volgens mijn informatie overigens ook gebeurd is – de algemene BTW i verhoogd, die op toerisme is verlaagd)! Bovendien werken er in die sector erg veel ZZP-ers en familieleden daarvan, etc., die betrekkelijk snel hun eigen inkomen kunnen verlagen (vergelijk boeren in Nederland). Zeer onaangenaam – maar je blijft in de markt.
Nadeel van die loonverlagingen is wel dat de koopkracht afneemt. En daar komt een van de twee grote verschillen met externe devaluatie om de hoek kijken.
* Ten eerste werkt dit veel sneller (ervan uitgaande dat een land in een crisis zit en ‘vrije’ capaciteit heeft die tegen zeer lage kosten benut kan worden! Zweden en Polen hebben dit na 2008 laten zien (groei), Denemarken heeft laten zien wat er gebeurt wanneer je het niet doet (stagnatie).
* Ten tweede daalt de koopkracht van de bevolking weliswaar, MAAR ALLEEN TEN OPZICHTE VAN BUITENLANDSE PRODUCTEN, NIET TEN OPZCIHTE VAN BINNENLANDSE PRODUCTEN. Terwijl bij loonsverlagingen ook de ‘binnenlandse’ koopkracht afneemt. Zodat ook de kapper en de huisbaas te maken krijgen met minder vraag, terwijl dat bij externe devaluatie juist andersom is.
Bedankt voor het antwoord!