Wat bepaalt het prijsniveau? Over gewenste inflatie en hedonistische lonen.
Een klassiek verhaal
Inflatie is de verandering van het prijsniveau, maar wat is dat prijsniveau zelf? Economen meten duizenden prijzen – en het gewogen gemiddelde daarvan is het prijsniveau. Waarbij de gewichten samenhangen met de bestedingen aan bepaalde goederen en diensten. En de prijzen van al die goederen en diensten hangen weer samen met de kostprijs van deze goederen en diensten. Waarbij loonkosten natuurlijk een van de belangrijkste kosten zijn. De hoogte van de lonen is dus van belang voor het prijspeil. Sterker: de hoogte van de lonen is voor een deel het prijspeil. Heeft u uw auto wel eens laten repareren? En heeft u gezien dat op de rekening de lonen apart in rekening worden gebracht? Dit soort posten wordt direct gemeten bij de bepaling van het prijspeil. Als de lonen stijgen stijgt per rekenkundige definitie ook het prijspeil, omdat lonen direct deel uitmaken van althans enkele van de prijzen die worden gemeten. En ook indirect beïnvloeden lonen natuurlijk het prijspeil. De vraag is dan hoe sterk dat effect is. We kunnen het antwoord daarop geven: dat effect is heel, heel sterk. Het loonpeil is verreweg de belangrijkste prijs in de economie. Zie de grafiek. In deze grafiek zijn de prijsniveau’s in Europa vergeleken met de loonkosten per uur (bron: Eurostat).
De loonkosten per uur zijn daarbij niet de contractuele loonkosten maar de werkelijk gemiddelde betaalde loonkosten. Als een bedrijfstak met lage lonen (de bouw in Spanje!) sterk inkrimpt ten opzichte van andere sectoren dan zal dat tot dus uiting komen in een stijging van de loonkosten per uur. In de grafiek zijn vertikaal telkens de lonen van 2009 en 2010 geplot, afgezet tegen het prijsniveau. Duidelijk is dat er een zekere bandbreedte is – maar ook duidelijk is dat, rekening houdend met deze bandbreedte, het effect overduidelijk is. Het prijspeil wordt grotendeels bepaald door het loonpeil. Als je daarover nadenkt is dat overigens niet raar – de arbeidsinkomensquote ligt vaak rond de zestig procent, de prijs van arbeid is verreweg de belangrijkste (kost)prijs in de economie. Ik durf zelfs te stellen dat, gezien deze grafiek, het klassieke idee van de arbeidswaardetheorie helemaal zo gek nog niet was… hoewel lonen natuurlijk ook weer niet alles bepalen.
De consequentie van dit verhaal is duidelijk. Als de lonen in Bulgarije binnen afzienbare tijd (zeg: twintig jaar) naar Engels niveau gaan, wat we allemaal graag willen, dan betekent dit dat het prijsniveau in Bulgarije relatief ten opzichte van de rest van de EU ook naar ongeveer Engels niveau zal gaan. Anders gezegd: er zal extra inflatie zijn, in Bulgarije. Ook als de loonstijging wordt gecompenseerd door productiviteitsstijgingen, immers, de inflatie-zoals-we-die-meten bevat namelijk directe metingen van de prijs van arbeid. En dat betekent ongeveer 3% inflatie extra, per jaar.
En als, wat voor iedereen goed zou zijn, de lonen in Duitsland twee jaar met 5% nominaal zouden stijgen, dan levert dat ook extra inflatie-zoals-we-die-meten op Inflatable Arch. Deze inflatie tegen willen gaan zou betekenen dat er dan wel een zeer restrictieve loonpolitiek moet worden gevoerd, met als onvermijdelijk gevolg op een gegeven moment een loonexplosie zoals in de jaren zestig (ondernemers gingen toen mensen wegkopen bij elkaar). Of dat de economie wordt afgeknepen, wat slecht zou zijn voor iedereen. De stijging van het prijspeil is voor een deel geen geldontwaarding – het is gewoon het gevolg van het feit dat, ten dele, ‘lonen andere lonen kopen’. En als arbeid meer waard wordt, omdat het productiever wordt, waarom zou de prijs daarvan dan niet omhoog gaan? Ik bedoel – de reden dat onze lonen zoveel hoger zijn dan die in Bulgarije wordt ten dele verklaard door productiviteitsverschillen. En daar wordt bij de berekening van het prijspeil geen rekening mee gehouden (in vaktermen: een hedonistische meting van de prijs van arbeid is gewenst, zie ook hier). Loonstijgingen -we meten ze als inflatie. Maar ten dele zijn ze een betaling voor de productiviteitsstijging van arbeid. En dragen ze dus wel bij tot een hoger prijsniveau, maar niet tot waardevermindering van het geld.