Grafiek van 6/12/11. Arbeidsparticipatie in Duitsland en Spanje
Anders dan in de VS is de participatiegraad op de arbeidsmarkt in landen als Duitsland en Spanje de laatste jaren niet gedaald, in Spanje is deze zelfs gestegen. Hoewel deze ontwikkeling als zodanig een goede is leidt het uiteraard wel tot een relatief hogere werkloosheid.
De inspiratie voor de grafiek van vandaag komt van een blog van Brad deLong die de daling van de werkloosheid in de USA rekenkundig verklaart uit het verschil tussen de ontwikkeling van het aantal mensen met een baan en de ontwikkeling van de beroepsbevolking – het aantal mensen met een baan plus de mensen die naar werk op zoek zijn. Het blijkt dat de afname van de werkloosheid in de VS de afgelopen anderhalf jaar rekenkundig niet kan worden verklaard door een toename van de werkgelegenheid (gemeten als % van de beroepsbevolking) maar moet worden verklaard door een afname van de arbeidsparticipatie (zie de grafiek hieronder). Sterker nog: als de beroepsbevolking niet al in 2009 gekrompen was dan was de werkloosheid begin 2010 nog ongeveer 1,5% hoger geweest!
Dit soort veranderingen zijn van groot belang – bijvoorbeeld in Nederland waren de toestroom van oudere mannen in de WAO rond 1980 en de zeer royale VUT-regelingen voor voornamelijk oudere mannen na ongeveer hetzelfde jaar niet mogelijk geweest als niet tegelijkertijd de arbeidsmarktparticipatie van jonge vrouwen fors gestegen was. In de VS is momenteel duidelijk een soort omgekeerde beweging aan de gang: mensen verdwijnen uit de arbeidsmarkt. En de vraag is dan natuurlijk: hoe zit dat bij ons?
Ik heb voor Spanje en Duitsland de gegevens op een rijtje gezet, niet per maand maar per kwartaal (maandgegevens zijn er niet voor de EU). De keuze voor deze landen is gebaseerd op de omvang van deze landen en de in beide gevallen a-typische ontwikkeling van de werkloosheid: zeer sterke toename in Spanje, forse afname in Duitsland. Wat leert dit ons (de cijfers zijn niet helemaal vergelijkbaar met die Amerikaanse, de niveau’s kunnen daarom niet vergeleken worden)?
Bron: Eurostat, participatieratio en activiteitsratio van de groep van 20 tot 64.
A. De afname van de participatiegraad zoals waarneembaar in de VS doet zich in geen van beide landen voor. ‘Chapeau’ voor Europa! Een hoge arbeidsmarktparticipatie als zodanig is wat mij betreft geen beleidsdoel – mensen moeten zelf maar zien of ze wel of geen betaald werk willen. Laat ik dat minder extreem stellen: het Nederlandse systeem waarin mensen de veel vrijheid en macht hebben om korter werken te onderhandelen is een goede zaak en een voorbeeld voor anderen. Mensen moeten niet gedwongen worden veel te werken. Maar een daling van de participatiegraad die zoals in de VS veroorzaakt wordt door economische ellende is natuurlijk wel een probleem. En dat probleem hebben althans deze twee landen voorlopig weten te voorkomen. Daarnaast: zowel de individuele inkomens als het sociale vangnet moeten, zowel in reele zin als wat betreft het geld, overeind worden gehouden door de werkenden. Anders dan in de VS vindt in Spanje en Duitsland op dit moment geen draagvlakversmalling plaats. Wel is er natuurlijk het probleem van de hoge Spaanse werkloosheid, die zowel de inkomens zwaar onder druk zet als de sociale samenhang zwaar op de proef zet (en dat allemaal om de inflatie in Duitsland laag te houden… maar dat terzijde).
B. De toename van de werkloosheid in Spanje wordt, rekenkundig, zelfs voor een niet onaanzienlijk deel veroorzaakt door de toename van de participatiegraad, die na 2007 gewoon doorging! Andere zaken die in Spanje een rol speelden bij de snelle en bijzonder grote stijging van de werkloosheid waren dat, anders dan in vrijwel alle andere Europese landen, het gemiddelde aantal gewerkte uren per persoon niet afnam maar zelfs licht toenam, terwijl de productiviteit, ook al weer anders dan in de meeste andere landen, wel toenam. Mogelijk houdt dit verband met het uiteenspatten van de huizenzeepbel, want de productiviteit in de bouw is vrij laag terwijl ‘labour hoarding’ door bedrijven bij bouwbedrijven niet goed mogelijk is. Ook in Ierland en de VS, twee andere landen met een huizenzeepbel, is een patroon dat op het Spaanse lijkt waarneembaar (in Nederland, dat ook een uiteengespatte huizenzeepbel kent, is dat minder omdat de zeepbel hier door het veel gesmade vergunningensysteem veel meer een prijzenzeepbel is geweest).
C. De relatief gunstige ontwikkeling van de Duitse werkloosheid moet, vergeleken met Spanje, deels worden ‘verklaard’ uit een veel geringere toename van de participatiegraad.
Wanneer naar de totale participatiegraad wordt gekeken – dus voor de hele bevolking en niet enkel voor de 20-64 – jarigen – dan veranderd het beeld licht: de stijging in Spanje in 2009 en 2010 verdwijnt. De andere jaren geven geen structurele verschillen.