De FED definieert inflatie heel anders (en beter) dan de ECB…
Inleidende samenvatting. In 1980 steeg de consumentenprijsindex in de VS met ongeveer 14% op jaarbasis. De breder samengestelde deflator van het binnenlandse product steeg echter ‘maar’ met 10%. Hoewel beide indicatoren meestal min of meer dezelfde ontwikkeling laten zien kunnen er dus soms ook grote verschillen optreden. Uiteraard moet daar in het (rente-)beleid rekening mee gehouden worden. De FED lijkt dit wel te doen – de ECB geeft er geen blijk van dit het overwegen waard te vinden. Integendeel.
In het kader van een wat groter project – het voorbereiden van een internetdiscussie over wezen en waarde van economische indicatoren – bezocht ik de websites van zowel de Europese Centrale Bank als van de FED, de Centrale Bank van de Verenigde Staten. Ik was op zoek naar hun definities van ‘inflatie’. En er blijken inderdaad uitermate boeiende verschillen te zijn in hoe deze twee banken ‘inflatie’ definiëren. De ECB houdt, vooral om alles helder, doorzichtig en voorspelbaar te maken, bot en compromisloos vast aan de HICP (Harmonized Index of Consumer Prices) als DE index waar ze zich op richten zowel als op een verandering van de index die iets onder de twee procent ligt als DE definitie van prijsstabiliteit. Let wel: ze zijn niet bij welk verdrag dan ook gebonden aan juist deze indicator. Het is een kleuze die ze maken. En dat de consumentenprijsindex niet alle prijzen dekt blijft buiten beschouwing. Terzijde – bijvoorbeeld Jelle Zijlstra, de voorganger van Duisenberg als president van De Nederlandse Centrale Bank, besprak in zijn jaarverslagen uitgebreid de deflator van het BBP als alternatieve indicator van het prijspeil. Het is dus niet zo dat het idee dat er meerdere prijsindicatoren zijn die allemaal een stukje van een complexe werkelijkheid laten zien bijzonder nieuwerwets is. Het lijkt pas met de komst van Duisenberg te zijn geweest dat althans in Nederland de blik werd versmald – in zijn jaarverslagen zijn geen subtiele beschouwingen over de verschillende facetten van de inflatoire ontwikkelingen meer te vinden.
De FED is een stuk pragmatischer dan de ECB – maar ook wetenschappelijker, zowel wat betreft de gehanteerde methodes als wat betreft de genuanceerde opstelling. Men krijgt het idee dat de mensen die bij de FED werken werkelijk over inflatie en prijzen hebben nagedacht. Lees mee:
Eerst, de ECB (en dit verhaal kunt u tot vervelens toe terug vinden in alle speeches en dergelijke die op de ECB-website gelinkt staan):
Although the EC Treaty clearly establishes maintaining price stability as the primary objective of the ECB, it does not define what “price stability” actually means. With this in mind, in October 1998, the ECB announced a quantitative definition of price stability. This definition is part of the ECB’s monetary policy strategy
en
In October 1998 the Governing Council of the ECB defined price stability as “a year-on-year increase in the Harmonised Index of Consumer Prices (HICP) for the euro area of below 2%” and added that price stability ”was to be maintained over the medium term”. The Governing Council confirmed this definition in May 2003 following a thorough evaluation of the ECB’s monetary policy strategy. On that occasion, the Governing Council clarified that “in the pursuit of price stability, it aims to maintain inflation rates below but close to 2% over the medium term
Nu de FED, met een modernere, doordachtere, subtielere en wetenschappelijker benadering van het fenomeen ‘inflatie’ die de FED onder meer de ruimte geeft om ook ontwikkelingen op het huizenfront in de beschouwing te betrekken (een mogelijkheid die door de ECB in het kader van de voorspelbaarheid, de eenvoud en de helderheid van het beleid expliciet wordt uitgesloten…):
“Inflation occurs when the prices of goods and services increase over time. Inflation cannot be measured by an increase in the cost of one product or service, or even several products or services. Rather, inflation is a general increase in the overall price level of the goods and services in the economy. Federal Reserve policymakers evaluate changes in inflation by monitoring several different price indexes. A price index measures changes in the price of a group of goods and services. The Fed considers several price indexes because different indexes track different products and services, and because indexes are calculated differently. Therefore, various indexes can send diverse signals about inflation. The Fed often emphasizes the price inflation measure for personal consumption expenditures (PCE), produced by the Department of Commerce, largely because the PCE index covers a wide range of household spending. However, the Fed closely tracks other inflation measures as well, including the consumer price indexes and producer price indexes issued by the Department of Labor. When evaluating the rate of inflation, Federal Reserve policymakers also take the following steps:
•First, because inflation numbers can vary erratically from month to month, policymakers generally consider average inflation over longer periods of time, ranging from a few months to a year or longer.
•Second, policymakers routinely examine the subcategories that make up a broad price index to help determine if a rise in inflation can be attributed to price changes that are likely to be temporary or unique events. Since the Fed’s policy works with a lag, it must make policy based on its best forecast of inflation. Therefore, the Fed must try to determine if an inflation development is likely to persist or not.
•Finally, policymakers examine a variety of “core” inflation measures to help identify inflation trends.
Voor alle duidelijkheid: bijvoorbeeld de prijzen van huizen zitten niet in de HICP ingebakken. De prijs van wonen voor mensen met een eigen huis wordt, per definitie, gelijk gesteld aan de prijs die mensen met een vergelijkbaar huurhuis betalen. Als, zoals in Nederland, de prijzen van koophuizen ongeveer dertig jaar achtereen minimaal even sterk stijgen als het consumentenprijspeil en in de meeste jaren zelfs veel sterker dan wordt dat door de ECB niet gezien/gemeten als een inflatoire prijsstijging. Terwijl juist deze stijging van de prijzen een groei van de hypothecaire kredietverstrekking en dus een groei van de geldhoeveelhed uitlokt. Inderdaad, het monetarisme op zijn kop, inderdaad, maar volledig consistent met de gegevens zoals die door de ECB zelf worden verzameld en gepubliceerd. Lezen ze daar hun eigen publicaties wel?