search
top

Een pensioen is geen product. Maar een vage afspraak voor over zestig jaar.

Het nieuwste speeltje uit Brussel: de PEPP, Personal European Pension Plans. Of zoals ik het zie: Personal European Pension Products. Deze PEPP’s zijn, zoals ik het zie, geen welkome bijdrage aan de verdere complexisering van ons financiële bestaan. Het is niet meer dan het nieuwste verdienmodel voor de financiële sector. U weet wel, die sector die na 2008 in Duitsland, Griekenland, Nederland en Spanje met vele tientallen miljarden gesteund is. En die in Spanje mensen die hun spaarcenten er aan toe vertrouwden (inclusief mensen met Alzheimer) voor vele miljarden heeft opgelicht. Om de site Zero Hedge te citeren (8 juni 2016 ): “From Bankia’s doomed IPO in 2012 to the “misselling” of complex preferentes shares to “unsophisticated” retail bank customers, including children and Alzheimers sufferers, all of the scandals have had one thing in common: the banks have consistently and ruthlessly sacrificed the welfare and wealth of customers, investors, and taxpayers on the altar of short-term survival … Despite the untold billions of euros of public funds lavished on “cleaning up” their balance sheets and the roughly €240 billion of provisions booked against bad debt since December 2007, the banks are just as weak and disaster-prone as they were four years ago.”. En Zero Hedge had gelijk. Nauwelijks één jaar na dit alarmistische berichtje is de grote Spaanse bak Banco Popular failliet…
Die sector dus, en niet bijvoorbeeld een net fonds als het ABP, moet uw ‘pensioenproduct’ gaan aanbieden. Een citaat van de site van de pensioenfederatie: ‘De PEPP is een grensoverschrijdend individueel derde pijler product, dat verzekeraars, banken en asset managers zouden kunnen aanbieden’. De lobby is in volle gang. Banken zoals de DSB bank, Banco Popular in Spanje of de zieltogende Deutsche Bank in Duitsland zouden u een pensioenproduct mogen verkopen. Een slecht idee. De burgers als bank voor de banken…
Nu heeft de pensioenfederatie gelijk als ze op haar website stelt dat “in sommige EU- lidstaten een meerderheid van de werkenden geen toegang heeft tot aanvullend pensioen”. Dat is een probleem dat moet worden opgelost. Maar moet dat op Europees niveau? Moet dat via de markt? En moet dat neo-liberaal? Om deze vragen te kunnen beantwoorden zal ik eerst een definitie geven van neo-liberaal waarna ik een metafoor van ons pensioenstelsel introduceer. ‘Neoliberaal’ is een term die gebruikt wordt om het beleid dat door Margaret Thatcher en Ronald Reagan werd geïntroduceerd en dat de decennia daarna verder is uitgerold te beschrijven. Kenmerkend is dat mensen vooral worden gezien als individu en consument en niet als deel van een groep of burgers van een land (burgers zijn natuurlijk ook maar een groep). Problemen moeten worden opgelost via marktcoördinatie, waarbij een staat er is om de markt zo te structureren dat dit optimaal kan – optimaal dan voor de mens als individu en consument. Waarbij bijvoorbeeld, op de arbeidsmarkt, vakbonden zo’n vermaledijde groep zijn, die niet wenselijk zijn. Want dat verstoort het vrije spel van de maatschappelijk krachtigen. En het is extreem: in een typerend en succesvol neoliberaal lesboek als ‘Markten en Overheid’ van Nentjes en Eygelshoven wordt de Poll tax gepropageerd, het idee dat iedereen, rijk of arm, hetzelfde  bedrag aan belasting moet betalen. Want dat verstoort, uitgaande van de niet-sociale mens, de marktprijzen het minst. Ook pleit men voor een belasting op vrije tijd… Extremistische ideeën! Wellicht is dit in de nieuwste druk aangepast, maar het zou aardig zijn als de auteurs ook wat consumententheorie van na 1920 zouden gebruiken. Zie een fantastisch boek als dat van Peter en Olson, ‘Consumer behaviour and marketing strategy’. Op basis van wat werkt gebruiken ze daar geschiedenis, psychologie, neurologie, ideeën over armoede en inkomensverdeling, antropologie enzovoorts om de consument in beeld te brengen. Er is eigenlijk maar één gedachtengoed dat uit dit boek blijft: het neoliberale gedachtengoed over de niet-sociale mens. Want dat werkt niet.
Opmerkelijk bij dit neoliberale denken is dat met een zeer beperkt idee van ‘de markt’ wordt gewerkt: aanbieders zijn bij voorkeur N.V’s of B.V’s en niet bijvoorbeeld coöperaties, maatschappen, vennootschappen, publieke instellingen zoals Staatsbosbeheer dan wel stichtingen zoals het Wereldnatuurfonds of verenigingen zoals Natuurmonumenten. Of bijzondere instellingen zoals de Nederlandse pensioenfondsen. Eén van de redenen waarom veel beleid uit Brussel zo slecht werkt is dat de economen die het ontwerpen letterlijk geen idee hebben van de diversiteit van organisaties die samen de markt (laat staan de maatschappij) vormen – het staat niet in de neoliberale lesboekjes!

Neoliberaal is dus het idee dat u geen deelnemer bent van een pensioenfonds (wat is zo’n fonds voor iets raars?) maar een klant van een bank (Ha! Een N.V.!) die aan u als individu een pensioenproduct aanbiedt. Consumentensoevereiniteit heet dat: u kunt kiezen welke bank! Weg met die rare, on-neoliberale collectieve fondsen, leve de banken markt! Terzijde – er is een zeer uitgebreide literatuur over financiële producten en consumentenkeuze die meer dan duidelijk aangeeft dat het eenmalig aanbieden van zeer complexe producten met looptijden van vele decennia (denk hier tachtig jaar) fraude, zoals het verkopen van riskante beleggingen aan demente bejaarden in Spanje, in de hand werkt. In het boek van Peter en Olson kunt u dat soort ideeën vinden… Maar daar gaat dit stukje niet over. Waar het over gaat is dat pensioenen geen spaarproducten zijn. Een spaarproduct is een bijeengespaarde pot met geld die in één of meer tranches wordt uitgekeerd, als er na alle beleggingskosten tenminste nog wat over is. Maar zo werken pensioenen niet. Mocht u 120 worden, dan krijgt u nog steeds pensioen uitgekeerd (tenminste, als u bij het ABP zit). Mocht u overlijden voor uw pensioenleeftijd – dan krijgt u niets (uw man of vrouw of jonge kinderen eventueel wel – de uitkering wordt dan overgedragen. Is dat ook zo bij de PEPP’s? Wat staat in de kleine lettertjes?). De logica achter dit systeem is simpel: als u individueel spaart moet u er rekening mee houden dat u 120 wordt. En dus bizar veel sparen. Wanneer we collectief sparen dan kunnen we het benodigde bedrag afkappen op de gemiddelde leeftijd waardoor het te sparen bedrag lager kan zijn.

Ik heb het hierboven over sparen. Eigenlijk is dat niet de goede term. Het tegoed van een pensioenfonds is geen spaartegoed. Het is een buffer. Vergelijk het met een stuwmeer. De pensioentegoeden zijn te vergelijken met het water in het stuwmeer, waarbij er twee ingaande stromen zijn: de premies aan de ene kant en de beleggingsresultaten aan de andere kant. De uitgaande stroom zijn uiteraard de pensioenen. Het stuwmeer moet een groot aantal tuintjes bevloeien: de huishoudens van de pensioengerechtigden. Nu is het zo dat bijvoorbeeld de beleggingsinkomsten zeer aanzienlijk kunnen fluctueren. Het peil van het pensioenmeer daalt dan, of het stijgt. Dit geeft niet: het meer is een buffer en de tuintjes kunnen, als de beleggingsresultaten een aantal jaren tegenvallen, gewoon worden bevloeid. Nu is het zo dat we er tegenwoordig van uitgaan dat wanneer de premies helemaal wegvallen er voldoende water in het meer moet zitten om alle tuintjes te blijven bevloeien totdat de laatste eigenaar onder de groene zoden ligt. Dat idee is ontleend aan (daar is het neoliberale denken weer) de metafoor van het individuele spaartegoed. Een individueel stuwmeertje, waarbij er maar één tuintje is en degene die het water in het meer laat vloeien dezelfde is die het, later, gebruikt. Het is het idee van iemand die een 200.000,– erft en het op de bank zet als individuele brandverzekering. Je hebt dan geen collectiviteit (de verzekering) nodig. Maar bij pensioenfondsen werkt dit niet zo. Ook als u geen premie meer betaalt dan nog blijven er wel andere premie-inkomsten binnen stromen. Wat betekent dat het niveau van het meer niet persé op 100% hoeft te staan, maar ook langdurig, zeg bijvoorbeeld vijftig jaar, op 80% kan staan, of op 50%. Als het geld dat binnenstroomt maar voldoende is om, samen met de buffer, de uitgaande stroom te garanderen. Voor bedrijfsfondsen is dit minder het geval, omdat bedrijven failliet kunnen gaan zodat het aantal nieuwe deelnemers naar nul gaat. Maar voor een overheidsfonds zoals het ABP werkt dit wel zo (u vind dat onrechtvaardig? Ten onrechte, kom ik zo op terug). Terzijde – 130 jaar geleden werd het pensioenfonds van Stork opgericht. Stork is nu failliet. Maar dat pensioenfonds is overgenomen door andere fondsen die wel weer nieuwe deelnemers hebben – collectieve solidariteit. Waar het om gaat: een pensioenfonds hoeft niet noodzakelijkerwijs 100% dekkingsgraad te hebben (en al helemaal niet de knotsikaanse dekkingsgraad van 128% die in Nederland verplicht is) om toch alle toezeggingen te kunnen waarmaken. Het idee dat dit wel zo is komt doordat individuele stuwmeertjes worden verward met collectieve stuwmeren. Collectieve stuwmeren werken anders. Wat op micro-gebied waar is, is dat op macro-gebied vaak niet
Nu kunt u zeggen: er blijft toch een risico! Of: het is niet eerlijk! Natuurlijk: er blijft een risico. En dat is de essentie van een buffer. Dat geeft de tijd met dat risico om te gaan. We worden onverwacht veel ouder dan we dachten en een gemiddelde leeftijd van boven de 90 voor vrouwen kan niet meer worden uitgesloten (hoewel in de VS en het VK recentelijk de gemiddelde sterfteleeftijd daalde…). Ook ligt gemiddelde kindertal in Duitsland en Nederland laag en toekomstige jonge generaties worden steeds kleiner (in Frankrijk, het VK en de VS is dat minder zo). Het is geen enkel probleem als voor dat soort problemen het stuwmeer wordt aangesproken. Het is zelfs onrechtvaardig als dat niet zo is. Daar is het stuwmeer juist voor! Ondertussen kan dan bijvoorbeeld, met flankerend beleid, de pensioenleeftijd worden verhoogd (gebeurt in Nederland zonder flankerend beleid in ijltempo – 3 tot 4 maanden per jaar!). En: ouders met kinderen onder de 18 krijgen stemrecht voor die kinderen, zodat de grijze dictatuur wat minder wordt. Dat soort dingen. We kunnen gebruik maken van het stuwmeer en van het feit dat individuele mensen wel dood gaan – maar bevolkingen niet.

Waarmee ik op het punt van de rechtvaardigheid komt. Het wordt als onrechtvaardig gezien dat mensen interen op de pensioenpot (overigens is het niveau van de pensioenpot nu 100%, ondanks de lage verwachte beleggingsopbrengsten). En dat we ons daarom suf moeten sparen voor de toekomst. Maar wanneer de jongere generaties steeds kleiner worden dan is het tegenovergestelde het geval. Het peil van het stuwmeer moet niet worden bepaald op wat eruit gaat, maar op basis van wat erin komt. Dat geeft de tijd om de uitgaande stroom aan te passen (en komt niet met verhalen dat u een gegarandeerd eindpensioen van 70% van het laatstverdiende loon heeft, dat is, letterlijk, al twintig jaar niet meer zo). Rechtvaardigheid naar de jonge generatie is uiteraard een punt. Maar dan moeten we meer denken aan studieschulden van de jonge generatie en de veel te hoge hypotheken, die opgenomen worden om veel geld aan de huizenverkopende oudere generatie over te dragen. Pensioenzekerheid hoeft dus niet neoliberaal, via de Europese markt. We kunnen beter deelnemer zijn van het ABP, en Nederlands burger, dan consumenten in een Europa met een nepparlement.

top