Leve het BBP (of eigenlijk: de nationale rekeningen)
Het concept van het BBP (het Bruto Binnenlands Product) ligt onder vuur. Er is zelfs een parlementaire commissie die het onder de loep gaat nemen: is het wel een meting van ons welzijn, ons geluk of zelfs onze welvaart? Dat deze commissie dat nu gaat doen is merkwaardig: ze zijn erg laat. Eurostat publiceert al lang brede, multidimensionale maatstaven van welvaart en welzijn, die grotendeels gebaseerd zijn om het (althans buiten Nederland) bekende rapport over welvaarts- en welzijnsstatistieken van Sen, Fitoussi en Stiglitz. Het gaat dan bijvoorbeeld om ‘resource efficiency‘: gaan we wel zuinig om met onze grondstoffen (sinds het ineenzakken van de uiterst smerige bouwnijverheid na 2008: een stuk zuiniger!)? Of om statistieken over armoede (fors toegenomen in Griekenland en Spanje!). Of om de multidimensonale meting van de kwaliteit van het leven. Enzovoorts. Ook het antwoord op de vraag van de commissie is duidelijk: het BBP is géén meting van ons welzijn of geluk. Maar moet het daarom worden afgeschaft. Laten we voordat we die vraag beantwoorden eerst kijken wat het wel is. En dan blijkt het BBP een soort émergent variable’ te zijn, deel van een groter geheel. En om het BBP naar waarde te schatten zullen we eerst dat grotere geheel, de nationale rekeningen, moeten begrijpen. Daarover hieronder meer. Terzijde: Henk de Vos wijst ons op een directere psychologische meting van ‘floreren’. Ik weet daar te weinig van om een oordeel te geven maar wil wel opmerken dat ook dit, net als de bovengenoemde Eurostat statistieken, een multidimensionale meting is. Wat wellicht samenhangt met het ‘vat vol tegenstrijdigheden’ in ons hoofd, dat zich hardnekkig onttrekt aan de utilitaristische eendimensionale pijn-plezier maatstaf waar veel economen zo dol op zijn.
Waar het om gaat: veel van de bovengenoemde welzijns- en milieugerichte statistieken blijken sterk samen te hangen met de nationale rekeningen of althans: met de ontwikkelingen van variabelen die met behulp van de nationale rekeningen consistent en coherent in beeld worden gebracht. De gegevens voor ‘resource efficiency’ komen 100% uit deze rekeningen, inclusief de relatie met de bouwnijverheid die via input-output analyse kan worden gelegd. Armoede blijkt sterk samen te hangen met werkloosheid (Spanje, Griekenland…) – een variabele die gemeten wordt, samen met gegevens over de werkgelegenheid en de beroepsbevolking gebruik makend van het kader van de nationale rekeningen. En ook een deel van de ‘kwaliteit van het leven’ statistieken zijn direct of indirect op de nationale rekeningen gebaseerd.
En ja, het BBP is onderdeel van deze rekeningen. Een cruciaal onderdeel zelfs. maar juist dat geeft aan dat we er niet vnaaf kunnen. Het BBP is heel wat minder willekeurig afgebakend dan vaak wordt verondersteld. Deels is dat omdat de monetaire economie, vanwege de aard van ons geld, een kringloop is. Het BBP is daarbij het driedimensionale kruispunt tussen inkomen, bestedingen en productie. Waarbij de moderne nationale rekeningen ook rekening houden met toeneming/afneming van schulden en vermogen en de aankoop van financiële papieren. Je kunt het BBP niet willekeurig aanpassen zonder in de problemen te komen met dat driedimensionale puzzeltje. De stukken moeten met elkaar kloppen. Een voorbeeld: onbetaalde arbeid van huisvrouwen en -mannen wordt niet meegenomen in het BBP – om de simpele reden dat deze arbeid niet betaald is. Dat is een keuze. Je kunt de andere keuze maken. Maar dan moet je niet alleen de productiemaatstaf ophogen maar ook de inkomensmaatstaf en de bestedingsmaatstaf. Wat betekent dat als ik een taart bak dit tegen een kunstmatige prijs moet worden gewaardeerd waarbij we ook een kunstmatige bestedingsstroom van de rest van het huishouden (of van de buren, als die op bezoek zijn) moeten imputeren in de reeksen. Zucht. Wat niet betekent dat huishoudelijke arbeid niet van belang is. Overigens wordt de kapitaalcomponent van huishoudelijke arbeid, de monetaire waarde van woondiensten van woningen, wel meegenomen in de rekeningen, inclusief een aantal toerekeningen voor ‘eigen woningen’.
Er zijn dus redenen om huishoudelijke arbeid niet mee te meten. Wat niet betekent dat het niet belangrijk is. Sterker nog: ik ben het geheel met Dr. Phil eens dat dit de belangrijkste arbeid is die er is. Ik heb dat zelfs gemeten. Wat bleek: Een eeuw geleden kon je beter een arme boreling in een koud, smerig en vochtig huisje zijn die borstvoeding kreeg dan een rijke boreling in een droog, schoon, warm huis die kunstvoeding kreeg. De eerste categorie had veel hogere kansen om te overleven. En was dus kennelijk gezonder – wat ook voor de rest van het leven van deze kinderen betekende dat ze, gemiddeld, sterker en gezonder zouden zijn dan de rijke kinderen die kunstvoeding hadden gehad. Zo werkt dat, bij mensen. Een slecht begin wordt nooit meer helemaal goedgemaakt (en dat begin vindt al plaats in de baarmoeder).
Waar het hier om gaat: ik heb dat alles in beeld gebracht op het fundament van metingen in het kader van een nationale rekeningen project. Waarbij ik koeienmelk overigens wel als productie heb gemeten, maar moedermelk niet. Dit leverde op dat er tot ongeveer 1880, een relatie was tussen de hoeveelheid voeding en de gezondheid. Na 1880 wordt dit verband minder. En na 1895 is het zelfs helemaal weg: de hoeveelheid voeding blijft gelijk. Desondanks verbetert de gezondheid van de Nederlanders dramatisch en daalt de zuigelingensterfte met sprongen. Wat, volgens mij, te maken had met de hogere reële lonen, die het mogelijk maakte dat veel vrouwen met zuigelingen in deze tijd van snelle verstedelijking en industrialisatie niet meer buitenshuis hoefden te werken – en dus borstvoeding konden geven (voor de counterfactual kunnen we naar Tilburg kijken, waar een late industrialisatie, lage lonen en grote armoede in deze periode juist tot meer buitenshuis werkende vrouwen en – in grote tegenstelling tot de rest van Nederland – tot een hogere zuigelingensterfte leidde). Lang verhaal kort: bent u nou echt van mening dat ik die moedermelk in geld had moeten omrekenen omdat dat een betere analyse mogelijk had gemaakt? Of is juist het niet omrekenen van moedermelk de juiste keuze, omdat dit een zuiverder afbakening tussen de monetaire en de niet-monetaire sector mogelijk maakt?! Niet helemaal terzijde: in een iets eerdere periode werd er vaak een min betaald, door rijke mensen, die een boreling borstvoeding gaf. In dat moet het inkomen van de min wel moeten worden meegerekend in de nationale rekeningen!
Een groot aantal van de gegevens die ik hierboven heb genoemd zijn direct ontleend aan het nationale rekeningen project voor de negentiende eeuw. De gegevens over de voeding van de Nederlander zijn grotendeels ontleend aan de voedsel en voerbalansen die ikzelf voor Nederland gemaakt heb in verband met mijn schatting van de landbouwproductie (zie de eerste link voor details). Denk daarbij ook aan de import en exportgegevens, standaard onderdeel van de nationale rekeningen. Gegevens over de reële lonen zijn ook afkomstig uit dat project. Hetzelfde kan gezegd worden over gegevens over de arbeidsmarkt (werkloosheid!) en investeringen, die het ons mogelijk maken te zeggen dat er een hoge groei plaats vond. Of voor de gegevens over het consumentenprijsniveau, nodig om de reële lonen te bepalen, dan wel het aandeel van voeding in de consumentenbestedingen. Een goede analyse van de ‘echte’ welvaart is kennelijk zeer gebaat bij dit soort gegevens!
De gegevens van de nationale rekeningen zijn dus van groot belang om ons welzijn en zelfs de kwaliteit van leven in beeld te brengen. En het bijzondere van die nationale rekeningen is dat productie, inkomen en bestedingen samen blijken te hangen, een samenhang die in beeld gebracht kan worden – via het BBP. Dat is de grote waarde van het BBP. Dat geeft aan dat je niet ‘ongestraft’ de inkomens of de bestedingen kunt verlagen, dit soort verlagingen heeft noodzakelijkerwijs repercussies, dan wel op de omvang dan wel op de samenstelling van de bestedingen en de productie en de inkomens. Griekenland is hiervan een voorbeeld. Er zijn geen andere ‘westerse’ landen bekend waar dusdanig is bezuinigd op de overheidsuitgaven (waarbij ik een verschuiving van overheidsuitgaven naar balanssteun voor banken ook als bezuiniging opvat, dit zijn namelijk geen bestedingen in de zin van het BBP en zulke verschuivingen leiden dus tot minder productie en inkomen (oeps, daar is die vermaledijde variabele weer)).
Al met al: het BBP meet niet of we gelukkig zijn. Of dat we met respect behandeld worden. Maar de nationale rekeningen geven wel een systematisch en coherent overzicht van de kringloop van bestedingen, inkomen en productie en dat zowel in nominale als in direct fysieke zin, inclusief gegevens over werkgelegenheid, werkloosheid zowel als schulden en vermogen. Wat de belangrijkste na-oorlogse prestatie van de macro-economie is. En vertel mij niet dat inkomen en werk en de verdeling daarvan niet belangrijk is. De 25%+ werkloosheid in Griekenland en (tot voor kort) Spanje (en als je goed naar de gegevens van brede werkloosheid, gemeten in het kader van het systeem van de nationale rekeningen kijkt: Italië) – een drama. Dat onder meer wordt gemeten via die nationale rekeningen. En zelfs via de ontwikkeling van het BBP: -25% of zo in Griekenland. Maar ik geef het toe – de keuze voor nationale rekeningen is natuurlijk subjectief. De ECB heeft bijvoorbeeld een tijdlang, onder Trichet, een andere normatieve keuze gemaakt en vooral naar Eurozone-gegevens gekeken, en veel minder naar nationale gegevens. Maar of dat, achteraf, nou zo verstandig was…
Al met al: de commissie is opmerkelijk laat. En het BBP is wel degelijk belangrijk. Maar het is geen ééndimensionale variabele die een of andere zinloze monetaire pijn-plezier variabele in beeld brengt. Juist niet. Daar moet het dus niet om bekritiseerd worden.