Een ernstig geval van economisme: het marktfundamentalisme van de moderne macro-modellen
Is de kritiek op ‘economisme’ juist. Ehm… nee. De kritiek gaat niet ver genoeg. Het is met die economen erger dan u denkt. Neoklassieke macro-economische modellen veronachtzamen, onder andere, de overheidsproductie. Denk aan de diensten die wegen opleveren. Of aan grote delen van ons onderwijs en de gezondheidszorg. Alleen ‘marktproductie’ is, volgens deze modellen, ‘nuttig’ en dus waardevol. Een privé betaalde verpleegster? Waardevol! Een door de overheid betaalde verpleegster? Verspilling. Althans, volgens deze modellen. Er valt te debatteren over de vraag of er niet meer privé-onderwijs moet komen in Nederland. Denk aan de LOI en dergelijke bedrijven. Maar het idee dat overheidsproductie niets van waarde toevoegt aan onze maatschappij – en dat is waar de modellen vanuit gaan, zie beneden – is bizar.
Ik moet in een blogpost zoals deze natuurlijk stellen dat ik dol ben op bedrijven. En ik kom ook bij veel bedrijven. Doezoo in Leens? Fenomenaal! Het weet als minidierentuin, ver van Jan en Alleman gelegen, op 300 vierkante meter bedrijfsruimte 40.000 bezoekers per jaar te trekken die ook nog eens allemaal enthousiast zijn (en, schatting, ongeveer 12,– per persoon uitgeven). Artis kan er een puntje aan zuigen. Het dressuurpaardentrainingsbedrijf van Matty Marissink, die op haar zeventiende begon in de paardenhandel? Fantastisch. Melkveehouder Anton Stokman met zijn hypermoderne VrijeKeuzeStal in Koudum? De toekomst! Let wel: ik ken al deze bedrijven, dit zijn geen gratuite opmerkingen. En de dynamiek van dit soort bedrijven vertaalt zich in de dynamiek van markten. Geweldig! Op deze ochtend, 5 september 2015, kun je voor 74,99 een Nokia Lumia 530 kopen bij de ALDI, supertechnologie vervaardigd oor bedrijven en verkocht op markten, waarbij de GPS technologie die in dit soort wondertjes verwerkt is natuurlijk ook gebruik maakt van techniek vervaardigd door de particuliere sector. Leve de markt! Toch?
Of: toch niet? Wacht even – die GPS satellieten, die zijn toch van de overheid? En de techniek die daarin gebruikt wordt (inclusief de relativiteitsformules van Einstein – ze gaan zo snel dat de Newtoniaanse formules niet nauwkeurig genoeg zijn) dat is toch ook grotendeels publiek bezit?
Inderdaad. Vergelijkbare opmerkingen kunnen worden gemaakt voor de wegen waarover de ALDI-vrachtwagens denderen, die U wellicht gebruikt om naar Doezoo te gaan en die door Matty Marissink worden gebruikt als ze, in Nederland of Duitsland, op zoek is naar jonge, talentvolle paarden. Overheidsproductie en marktproductie zijn vaak complementair.
Natuurlijk is dit niets nieuws. Maar: het zit niet in de neoklassieke macro-economische modellen. Voor wie het niet gelooft: Yasahura Iwate publiceerde in 2012 een (neoklassiek) model waarin hij, expliciet in afwijking van de standaardaanname dat overheidsbestedingen per definitie ‘wasteful’zijn, ervan uit gaat dat overheidsbestedingen (onderwijs…) nuttig kunnen zijn: Non-Wasteful Government Spending in an Estimated Open Economy DSGE Model:Two Fiscal Policy Puzzles Revisited . Nikolai Stähler and Carlos Thomas publiceerden in 2011 een paper met de titel FIMOD – A DSGE MODEL FOR FISCAL POLICY SIMULATIONS waarin ze, expliciet in afwijking van de standaardaanname, ervan uitgaan dat overheidsinvesteringen (dijken, wegen…) niet alleen op de korte termijn de werkgelegenheid opkrikken maar ook nog eens nuttig kunnen zijn… Onze eigen Joan Muysken, Tom van Veen en Stefan Kühn publiceerden in 2010 een artikel in het blad Metroeconomica met als titel: THE ADVERSE EFFECT OF GOVERNMENT SPENDING ON PRIVATE CONSUMPTION IN NEW KEYNESIAN MODELS. Uit de samenvatting:
“Empirical evidence shows that government spending crowds in private consumption, a Keynesian phenomenon. The current, state of the art, New Keynesian models based on optimizing households and firms are not able to predict such a result. In this paper, we critically analyse fiscal policy in these models using a graphical framework as well as a formal model. Extensions aimed at generating crowding in, like useful government spending or rule of thumb consumers, turn out to be inappropriate. We argue that introducing productivity enhancing government spending could potentially lead to crowding in.”
Vertaald: “omdat overheidsuitgaven in de neoklassieke ‘Nieuw Keynesiaanse’ modellen per definitie een verspilling zijn leiden ze, modelmatig, tot lagere particuliere consumptie. Empirisch zien we dat niet. Wanneer je aanneemt dat het aanleggen van wegen of het geven van onderwijs de productiviteit kan doen toenemen dan kunnen de modellen wel verklaren waarom het aanleggen van wegen gepaard kan gaan met het kopen van spotgoedkope smartphones door de consument“. Gezond verstand? Natuurlijk. Maar ook een afwijking van het gangbare modelmatige denken van economen.
En er is meer. Economische statistici hebben binnen de nationale rekeningen het begrip ‘overheidsconsumptie’ ontwikkeld: het door huishoudens consumeren van door de overheid geproduceerde diensten. Omdat de grens tussen marktproductie en overheidsproductie in elk land weer anders (in Estland is het ophalen van vuilnis een marktactiviteit, bij ons is het een publieke activiteit) heeft dit de statistici van Eurostat genoopt tot het ontwikkelen van het begrip Actual Individual Consumption, waarbij hiervoor wordt gecorrigeerd.
Maar volgens de neoklassieke macro-econmische modellen is dit dus allemaal onzin. Wat door de overheid wordt geproduceerd is verspilling van tijd, geld en middelen. Per definitie. Weg met die dijken! Leve het New Orleans van voor Katrina! Of, om het nationaal te houden, het Friesland van voor 1533, toen, na de zoveelste vreselijke overstroming, de Habsburgse overheid ingreep, de eisen die aan de dijken werden gesteld opschroefde (ze werden gelijk gesteld aan de eisen van de dijken van Het Bildt dat in 1505 was ingepolderd, overigens privé gefinancierd en uitgevoerd door een familie van projectontwikkelaars) en waarbij, vooral, de financiering van de dijken werd geregeld. Waarmee we bij een constante in de Nederlandse geschiedenis zijn: in de loop van de eeuwen werden (na elke grote overstroming) de eisen die aan de dijken gesteld werden steeds strengen terwijl de financiering van de dijken op een politiek steeds hoger niveau kwam te liggen. Zonder die dijken zou ons land niet eens bestaan – een volgens de gangbare economische macro-modellen nutsmaximerende oplossing….. Serieus!
Maar gelukkig zijn er dus alternatieven. De alternatieve modellen en statistieken die in de tekst genoemd zijn gaan nog steeds uit van prijzen. En van de stroom van uitgaven. In die zin vallen ze nog steeds binnen het economistische kader. Dat mijn mooiste fietstocht in Friesland dit jaar was toen ik langs de buitenkant van de deltadijk van iets boven Harlingen naar Holwerd fietste zit er niet in – het gaat bij zo’n fietstocht niet om de stroom van de uitgaven maar om het gebruik van een duurzaam consumptiegoed (de fiets). Ook daar plakken economen een prijs op – een zogeheten schaduwprijs. Maar dat zijn, vind ik, geen echte prijzen. Echte prijzen zijn gekoppeld aan transacties en zijn, belangrijk, bekend voordat de transactie plaats vindt. En schaduwprijzen – voor zover ze al bestaan, want dat is vaak niet zo – zijn meestal niet vooraf bekend. Maar daarmee komen we pas echt in de discussie over ‘economisme’ terecht. Hier wil ik alleen stellen dat gezien het bestaan van alternatieven zelfs binnen het economistische kader met een te beperkt prijs-, consumptie- en productiebegrip wordt gewerkt. Althans: in de neoklassieke economie.
Terzijde – markten hebben ook hun opmerkelijke kanten. Een dressuurpaard opleiden betekent dat er drie jaar lang elke dag een uur gereden moet worden. Dat is duur. En één van de klanten van een ander dressuurpaardentrainingsbedrijf kwam dus met twee auto’s. Een auto met chauffeur en mevrouw. En een auto met de nanny en de kinderen. Zelfs dynamische markten zijn dynamisch binnen een maatschappelijke context – en de uitkomsten moeten daarmee rekening houdend beoordeeld worden.