Die ‘micro-foundations’ die helemaal geen ‘microfoundations’ zijn…
Op dit moment is er, in de econoblogosfeer, een discussie gaande over de zogeheten ‘microfoundations’ van de macro-economie. Zie bijvoorbeeld Paul Krugman, Peter Dorman Simon Wren-Lewis. Hieronder twee opmerkingen die in deze discussie ontbreken.
Met ‘microfundering’ van de macro-economie wordt, als je de discussie leest, gedoeld op de poging om de macro-economie, die grotere verbanden beschrijft en uiteindelijk uitgaat van de geldstroom in de economie als totaal te baseren op het gedrag van de individuele participanten van deze economie – u en ik. De ontwikkeling van de totale consumptie ten gevolge van een belastingverlaging wordt bijvoorbeeld afgeleid uit de individuele reacties hierop – als je de discussie mag geloven. Deze discussie is op zich terecht en ontbreekt, ten onrechte, in veel artikelen. In de afstudeerscripties die ik mede begeleid is (er zijn altijd twee begeleiders) zit, als het onderzoek betreft, altijd een apart hoofdstuk of een aparte paragraaf ‘methodendiscussie’ waarin de beperkingen en tekortkomingen van de gehanteerde methode worden besproken en de invloed daarvan op de waardering van de uitkomsten van het onderzoek worden besproken. Bij agronomen en biologen is dit standaardpraktijk. Economen kennen het begrip vaak niet eens. Ten onrechte. Het is goed dat dit nu ter sprake komt. Maar:
A. Wie de modellen leest ziet dat deze helemaal niet uitgaan van de individuele reacties van u en van mij. Waar met ‘microfundering’ werkelijk op gedoeld wordt is dat, zonder dit ook maar in het minst te beredeneren of aan te tonen, aangenomen wordt dat bijvoorbeeld de sector huishoudens als totaal net zo redeneert en handelt als een individuele huishouding. Waarbij dit ‘net zo redeneren als’ gelijk wordt gesteld aan het redeneren en handelen van de homo economicus, de volstrekt achterhaalde constructie van de hyper-rationele consument dat door marketeers als vijftig jaar geleden aan de kant is gezet en waarbij uit neurologisch onderzoek blijkt dat mensen vaak pas nadat ze (onbewust) een keuze hebben gemaakt een verhaal bedenken waardoor deze keuze logisch lijkt. Dit laatste valt te zien op neurologische scans en het onderdeel van de pre-frontale neo cortex dat deze verhaaltjes, na de keuze en het handelen, bedenkt wordt door de neuroloog Victor Lamme de ‘kwebbeldoos’ genoemd. En dat een sector huishoudens met als ’emergente eigenschap’ een rationele ‘nutsmaximering’ niet eens kan bestaan is lang geleden al aangetoond door Kenneth Arrow, met zijn beroemde paradox. Met ’emergente eigenschap’ wordt erop gedoeld dat, waar je in 1 watermolecuul niet kunt zwemmen, dat wel kan in een zeer groot aantal watermoleculen: eigenschappen van een ‘totaal’ kunnen fundamenteel anders (en daarmee geen optelsom) zijn dan eigenschappen van de samenstellende delen, zoals in dit geval de ‘zwembaarheid’ van water (let op de impliciete aannames hierbij: van de juiste temperatuur, bij de juiste luchtdruk). En de paradox geeft aan dat zelfs als alle individuen van een samenleving duidelijke voorkeuren hebben (Voor de een: A is belangrijker dan B en B is belangrijker dan C en voor de ander: B is belangrijker dan A en A is weer belangrijker dan C) hier geen consistente maatschappelijke voorkeur uit kan worden afgeleid, zelfs niet als je erover stemt (zie de link). Er is dus geen sprake van ‘micro’-funderingen. Er wordt een niet bestaanbare emergente eigenschap aangenomen.
B. De noodzaak van microfunderingen wordt verder afgeleid uit wat wel de ‘Lucas’-kritiek wordt genoemd: mensen leren en veranderen en daardoor gelden econometrische resultaten uit het verleden dus niet voor de toekomst. Een voorbeeld is het renteniveau: tot 1960 was dit consistent laag, ook als de inflatie veel hoger was dan de rente. In de decennia daarna is dit, mede doordat we de inflatie beter gingen meten, sterk veranderd en is de rente structureel sneller en sterker op de inflatie gaan reageren. Dit soort kritiek op statistische schattingen van verbanden in de economie werd overigens al in de jaren veertig door Keynes geformuleerd, in een discussie met Tinbergen. Deze kritiek geldt, zolang we in een monetaire economie leven, echter veel minder voor de macro-economische verbanden in de economie, zoals die boekhoudkundig beschreven en geanalyseerd kunnen worden. Hoe je het ook wend of keert – als het ene land meer exporteert zal een ander land meer moeten importeren. En krijgt het ene land op de een of andere manier dus een tijd lang een financiële claim op het andere…
Hoe onaangenaam het dus ook is – onze keuzes worden beperkt door het gedrag van anderen. En het idee dat de collectieve keuze van een land altijd rationeel is? Tsja. Overigens zijn die boekhoudkundige relaties wel gebaseerd op een empirische optelling van de gevolgen van individueel micro-gedrag – en daarmee in tegenstelling tot de micro-gefundeerde macro modellen wel wetenschappelijk, consistent en coherent.
Hallo, Heine en Herr merken in p.468 van Volkswirtschaftslehre (derde druk; prima boek) nog op, dat de macro-economie simpelweg andere vragen stelt dan de micro-economie. Bijvoorbeeld is in de macro-economie de rol van het geld een belangrijk thema. En de macro-economie zou zich vooral richten op de bestudering van de korte termijn.