mrt 7, 2014
Posted by MerijnKnibbe on mrt 7, 2014 | 3 comments
Vandaag heeft het CBS in het kader van de periodieke revisie van de Nationale Rekeningen (NR) een zeer forse bijstelling van de nationale rekeningen van 2010 gepresenteerd. Dit soort revisies zijn noodzakelijk: economieën en inzichten veranderen, dus de NR ook. Wat is er bij deze revisie veranderd – en waren de veranderingen ook verbeteringen?
1) Verbetering: een ruimere productiegrens. Er is sprake van een verschuiving van de ‘productiegrens’ oftewel van de activiteiten die meegenomen worden bij het berekenen van de NR. De volgende punten zijn van belang:
A). Doordat er een betere registratie van kleine bedrijven is zijn voor de sectoren horeca, detailhandel, groothandel, autohandel, ‘IT en informatiedienstverlening’ en ‘management en technisch advies’ meer bedrijven geteld en is de productie in deze sectoren naar boven bijgesteld. Daarnaast worden kleine baantjes als gastouder en dergelijke nu ook meegerekend.
B) De productie in een aantal illegale markten is geschat (Cannabis, Heroïne, Prostitutie, XTC, Heling, Gokken, Smokkel, Illegaal Kopiëren). In totaal: 2,6 miljard aan toegevoegde waarde. Dit betekent ook dat (omdat de NR een consistent geheel zijn) de consumptie van huishoudens is toegenomen (o.a. prostitutie-diensten, dus) terwijl ook de werkgelegenheid naar boven is bijgesteld.
C) Zwarte activiteiten werden al geschat maar daar in de arbeidsmarktrekeningen wordt hier nu ook arbeid aan toegekend.
D) Vakantiewoningen worden nu bij de ‘exploitatie van onroerend goed’ gerekend.
2) Conceptuele veranderingen en verbeteringen. Er is sprake van conceptuele veranderingen. Drie springen er in het bijzonder in het oog:
A) De definitie van investeringen omvat nu ook R@D, militaire vernietigingswapens (de door het CBS gehanteerde term) en software. In mijn ogen mogen daar ook nog een deel van de huishoudelijke duurzame consumptiegoederen bij, zoals auto’s maar dat is niet gebeurd. Natuurlijk, niet al die investeringsgoederen worden in de marktproductie gebruikt. Maar dat is juist het punt: ‘de markt’ is niet het enige coördinatiemechanisme in onze economie en ook de andere coördinatiestructuren (huishoudens, overheid) investeren. En er is geen reden dat niet als zodanig te betitelen. Overigens zijn een aantal jaren geleden nieuwe badkamers en keukens wel al geclassificeerd als kapitaalgoederen.
B) Ik weet niet zeker of dit wel een verbetering is. Bij de internationale handel wordt nu meer naar eigendomsveranderingen gekeken dan naar grensoverschrijding. Doorvoer waarbij er geen sprake is van eigendomsoverdracht wordt dus niet meer als import en export gerekend, evenmin als ‘loonveredeling’ in het buitenland waarbij een Nederlands bedrijf in het buitenland producten laat bewerken. De aangekochte transport cq. productiediensten zijn uiteraard wel export cq import van diensten. Transitohandel waarbij wel sprake is van eigendomsverandering maar waarbij de goederen niet in Nederland komen is nu juist wel import en export, hoewel dit wat apart geboekt wordt. Als er sprake is van loonveredeling waarbij ook goederen door een Nederlands bedrijf in het buitenland worden om daar gebruikt te worden aangekocht dan spreken we nu van regie-productie, waarbij deze aankopen als Nederlandse invoer gelden. Nadeel van dit alles is dat de stromen sterk monetair worden en niet meer zo goed bij de Nederlandse productieprocessen zoals die in de input-output tabellen worden weergegeven aansluiten.
C) De afbakening van de financiële sector. Holdingbedrijven die vooral financiële belangen in ondernemingen hebben worden nu bij de financiële sector gerekend, terwijl de onderliggende bedrijven bij andere sectoren zijn ingedeeld. Dit heeft uiteraard een groei van de financiële sector tot gevolg.
D) Realistisch, helaas. Het ‘overschot’ van pensioenfondsen wordt niet meer aan huishoudens toegerekend maar aan de pensioenfondsen, wat de huishoudens op papier 78 miljard armer maakt.
3. Te laat. De basisstatistieken van De Nederlandsche Bank zijn enorm verbeterd (waren ze matig?).
A) Dit leidt tot een sterke toename van de rente- en dividendinkomsten uit het buitenland en een forse toename van het netto handelsoverschot, wat in beide gevallen tot een toename van het Nederlandse inkomen leidt.
B) En dit lijkt mij toch een kamervraag waard: “Het netto financieel vermogen van het buitenland is met 372 miljard opwaarts bijgesteld van -392 miljard naar -20 miljard. Dat betekent dat Nederland minder bezittingen in het buitenland heeft dan tot dusverre werd geraamd. De bijstelling is bijna volledig toe te schrijven aan de aansluiting bij de DRA-statistieken van DNB.”
4. Overige verbeteringen Daarnaast is er nog veel klein maar ook wel groter bier: de betaalde huur voor bedrijfsgebouwen (waar geen volledig register van is) is 3,9 miljard hoger, sportactiviteiten en dergelijke zijn door een zorgvuldiger berekening en betere bronnen ook 2,1 miljard hoger, de toegerekende huur van eigen woningen is met 1,8 miljard aangepast en zo kan nog wel even worden doorgegaan.
Laatste punten:
A) Het zal duidelijk zijn dat de Nationale Rekeningen niet alleen het BBP betreffen maar dat de waarde daarin ligt dat de onderlinge verhoudingen in de macro-economie beschreven worden, waarbij veel denkwerk in het conceptualiseren van de eenheden en die verhoudingen gaat zitten. Het BBP is weliswaar speciaal, omdat deze empirische variabele de inkomens, bestedingen en productie aan elkaar bindt maar niet omdat het een van overheidswege geconstrueerde doelvariabele zou zijn. Het heeft sterk het karakter van een ’emergent variable’. Door de verschuiving van de productiegrens, een consistentere definitie van de investeringen, een zorgvuldiger meting van de factor arbeid en de betere bronnen komen we wat dichter in de buurt van het meten van het werkelijke BBP – en dus van de werkelijke relaties tussen de sectoren!
B) Toch is niet alles positief. Want er zijn onnodig ingewikkelde ad-hoc berekeningen. Ik wijs op de zeer aanzienlijke herclassificaties van de post ‘IGDFI’ (Indirect Gemeten Diensten van Financiële Intermediairs). Dit idee gaat ervan uit dat een deel van de rente die u betaalt over uw hypotheeklening (en de rente die u niet krijgt op uw betaalrekening) eigenlijk geen rente is maar een vergoeding voor de fysieke en organisatorische diensten van de bank. Het punt hiermee is echter hoe dit berekend wordt: indirect. En wel door (ik laat enkele details weg) de rente die banken ontvangen te verminderen met de ECB-rente. Wat betekent dat, omdat de ECB rente veel sterker gedaald is dan de rente op bijvoorbeeld hypotheken, ‘IGDFI’ de laatste jaren enorm gestegen is. Zonder dat de banken nou wat anders hebben gedaan… Deze variabele en de herclassificaties betreffen een schaduweconomie waarbij de econoom de economie construeert in plaats van deze moeizaam te meten. Daar kunnen we niet zoveel mee. Het is geen ’emergent variable’ maar een nogal willekeurig gedachtenspinsel. Een mening die overigens wordt gedeeld door Diane Coyle, in haar recente boek over het BBP. En de enorme veranderingen en herclassificaties van IGFDI laten zien wat er kan gebeuren als je variabelen gebruikt die te ver van de realiteit af staan: de zaak slaat op hol.
P.S. – ik ben benieuwd of de ESB/Mejudice hier nog aandacht aan gaat besteden. Het is ‘alleen maar’ de manier waarop de macro-economie gemeten wordt…
mrt 5, 2014
Posted by MerijnKnibbe on mrt 5, 2014 | 0 comments
De Nederlandsche Bank gaat, samen met de andere centrale banken van de Europese Unie en de overheid, nieuw beleid voeren dat gericht is op het tegengaan van financiële instabiliteit. Het opmerkelijke aan dit beleid is dat het een definitief afscheid is van het evenwichtsdenken dat de laatste decennia dominant was in de economische wetenschap: de economie als een tuimelaar die vanzelf weer rechtop gaat staan. De economie wordt nu meer gezien als een ingewikkeld circulair irrigatie- en drainagesysteem met heel veel van elkaar afhankelijke deelnemers waarbij het onderbreken van de waterstroom in één perceel zich, door pro-cyclische reacties, versterkt voort kan zetten door het hele systeem. Het betekent bijvoorbeeld dat er nu radicaal anders tegen bijvoorbeeld de relatie tussen lage rente en stijgende woningprijzen wordt aangekeken. De Nederlandsche Bank zelf heeft zich nooit totaal aan het evenwichtsdenken gecommitteerd. Maar veel economen en, in toenemende mate, centrale banken waren steeds meer van mening dat als de inflatie maar laag en stabiel was de rest (werkloosheid, de conjunctuur, economische groei) wel goed zou komen, door de evenwichtszoekende krachten in de economie. Schulden? Geen probleem, want tegenover elke schuldenaar staat hetzelfde bedrag een schuldeiser, tenslotte, dus de netto schuld van een economie is altijd nul. Dat er bij een balansen waarbij de debetzijde van de schuldeisers gelijk is aan de creditzijde van de schuldenaren toch problemen kunnen komen met het terugbetalen van de schuld, i.e. met de liquiditeitsbegroting, werd daarbij voor het gemak weggedefinieerd.
Het ‘nieuwe’ denken gaat er vanuit dat er juist wel problemen kunnen komen met die geldstromen, waarbij niet enkel meer naar de geldstromen in de ‘BBP-economie’ wordt gekeken (i.e. lonen, winsten, consumptie, investeringen en dergelijke) maar ook naar de financiële stromen (i.e. leningen en terugbetalingen en beleggingen). Een belangrijke naam daarbij is die van Claudio Borio, tegenwoordig hoofdeconoom van de Bank voor Internationale Betalingen. Maar ook bijvoorbeeld Steve Keen legt veel nadruk op geldstromen en leningen. Beide zijn dit economen die ervan uitgaan dat evenwicht en stabiliteit niet altijd ‘vanzelf’ tot stand komt, laat staan evenwicht waarbij ook sprake is van een relatief hoog niveau van werkgelegenheid.
Opmerkelijke aspecten van dit nieuwe denken zijn onder andere:
1. Rente wordt niet meer gezien als een evenwichtsbrengende ‘fundamental’ bij woningprijzen. Woningprijsstijgingen staan tamelijk los van consumptieprijsstijgingen (‘biflatie’). Wat betekent dat als een centrale bank zich bij het vaststellen van de rente enkel op de consumptieprijzen en dus op de BBP-economie richt de woningprijzen, zeker wanneer de consumptieprijsinflatie en dus de rente laag is, speculatieve stijgingen kunnen vertonen. En dat al helemaal wanneer stijgende woningprijzen ten onrechte als goed onderpand gelden voor nog hogere leningen en men speculatief gaat lenen op basis van de verwachting van voortgaande woningprijsstijgingen en een voortdurende lage rente (de consumentenprijsinflatie is immers laag dus de bank gaat de rente niet verhogen!). Dat heet: ‘vermogensillusie’. Daar moeten we volgens het nieuwe denken vanaf. Niet door de rente te ankeren aan de woningmarkt, maar door die markt op andere manieren aan banden te leggen.
2. De crisis is geen crisis van de aanbodkant. Inherent aan dit nieuwe denken is dat er problemen zijn met de geldstromen. Die je niet oplost door de arbeidsmarkt te flexibiliseren. In Nederland hebben de huishoudens rond de 600 miljard Euro schuld – waar ze nog zo goed als niets van hebben terugbetaald. Stel nu dat de werkgelegenheid daalt (oeps,. gebeurt al), dat de reële lonen dalen (oeps, gebeurt al), de hypotheekrentesubsidie wordt afgetopt (oeps, gebeurt al een heel klein beetje) en dat de rente gaat stijgen (willen veel mensen graag). Dan krijgen de huishoudens een probleem met die schuld – en dus de banken ook. De woningprijzen zullen door gedwongen verkopen dalen enzovoorts, de consumptie daalt nog verder. Enzovoorts. In de termen van het ‘Vlaggeschiprapport‘ (nee, die term bedenk ik niet zelf) van dit denken: “Exposure concentrations make a financial system (or part of it) vulnerable to common shocks, either directly through balance sheet exposures or indirectly through asset fire sales and contagion”. Gaan we dat soort problemen echt oplossen door het ontslagrecht te versoepelen? Dacht het niet.
Het is natuurlijk afwachten of het nieuwe beleid gaat werken. Het zier er allemaal te ingewikkeld uit. Maar dat het geloof in het ‘natuurlijke’ evenwicht van het financiële kapitalisme overboord is gezet is winst. Pure winst. Marktuitkomsten op de vastgoedmarkt kunnen juist instabiliteit veroorzaken! Denk: SNS. We zullen daar mee moeten leren leven, waarbij overigens wel opmerkelijk is dat die instabiliteit vaak voorafgegaan werd door deregulering van het kredietsysteem. Zie wat dat betreft natuurlijk ook het werk van Reinhart & Rogoff, dat de inherente instabiliteit van ons systeem haarscherp uiteenzet. Het nieuwe beleid lost het probleem van de hoge private schuld nog niet op, trouwens, daarvoor is een hoger nominaal inkomen en een groei van de werkgelegenheid nodig. Maar daar gaan we ongetwijfeld nog op terugkomen.
Voor ik het vergeet – Jens Weidmann, u weet wel, die van de BuBa, is natuurlijk tegen. Die kijkt nog steeds enkel maar naar de consumptieprijzen.
feb 24, 2014
Posted by MerijnKnibbe on feb 24, 2014 | 1 comment
Afgemeten aan de prijsontwikkeling van de binnenlandse vraag (niet alleen de consumptie van huishoudens maar ook de investeringen en de overheidsconsumptie, i.e. de consumptie van huishoudens die door of via de overheid geleverd wordt zoals onderwijs en straatverlichting) is het prijspeil in Nederland in het vierde kwartaal van 2013 licht gedaald.
Bron: Eurostat
Eerder vond dit ook al plaats (zie grafiek) maar dit werd veroorzaakt door heftige bewegingen van het investeringsprijspeil die vermoedelijk samenhingen met de prijs van bouwgrond en een wat incidenteel karakter kunnen hebben gehad. Dit maal lijkt de daling veel breder gedragen te zijn. Opmerkelijk is de relatief enorm sterke daling van het prijspeil van de overheidsconsumptie – de daling van 2% impliceert dat het overheidstekort over het vierde kwartaal wel eens zeer verrassend zou kunnen uitpakken!
Is er sprake van de gevreesde deflatoire spiraal waarbij inkomens dalen zodat mensen hun schulden steeds moeilijker kunnen terug betalen en minder gaan besteden om dat alsnog te doen, waardoor bestedingsuitval optreed, de werkloosheid stijgt en de schulden nog vaker niet goed kunnen worden terug betaald? Om een lang verhaal kort te maken: volgens mij nog net niet. Bedenk dat het loonniveau het belangrijkste de belangrijkste ‘prijs’ (zowel als de belangrijkste inkomenscomponent) van de economie is. Wanneer de overheid als prijsleider gaat optreden op de arbeidsmarkt en de overheidslonen via ‘forward guidance’ drie jaar zegt te verhogen met bijvoorbeeld 2% dan zal een deflatoire spiraal uitblijven. Bedenk daarbij dat de overheidslonen de afgelopen paar jaar fors zijn achtergebleven bij de inflatie. Een meer aanbodgerichte bestedingsoptie is de BTW op met name arbeid fors te verlagen – dan daalt het prijspeil ook (formeel: deflatie) maar dat heeft andere effecten dan deflatie doordat de lonen dalen. Deflatie en deflatie is twee.Disney Princess 1-Medium
feb 23, 2014
Posted by MerijnKnibbe on feb 23, 2014 | 0 comments
Sectorale differentiatie bij loonsverhogingen is een sympathiek maar weinig marktgericht idee. Want de echte arbeidsmarkt, die werkt niet zo. Ook de zeer flexibele Britse arbeidsmarkt niet. En als je, als oprechte Brusselse bureaucraat, dit wel probeert af te dwingen dan getuigt dat wellicht van kennis van een deel van de economische modellen maar niet van inzicht in de ‘echte’ arbeidsmarkt. In de échte’ arbeidsmarkt kijken mensen nu eenmaal niet naar de productiviteit – maar naar elkaar. Zie ook dit boek van Akerlof en Shiller . En dat soort ideeën zijn, nogmaals, bevestigd door recente gegevens over de Britse arbeidsmarkt. Ondanks dramatische verschillen in werkgelegenheidsontwikkeling in de Britse dienstensector en de economie ontwikkelde de lonen zich vrijwel hetzelfde. Groepsdieren zijn we, tot op het bot.
Bron: ONS
En dat is van belang. Het inzicht dat hogere lonen niet moeten kunnen maar soms kunnen moeten is nu ook doorgedrongen tot Europese beleidsmakers. Maar, wordt er dan aan toegevoegd, dat moet dan natuurlijk wel gedifferentieerd! Sterke sectoren de lonen verhogen, andere sectoren niet. En, je kunt er de klok op gelijk zetten, Dijsselbloem heeft er dus al weer voor gepleit beleid dienaangaande niet meer via de democratische weg moet worden bepaald maar via het ondemocratische Europa, dat dan natuurlijk wel weer allerlei crises nodig heeft om zijn wil af te dwingen.rubber inflatable boat review
Maar sectorale differentiatie is dus niet hoe de arbeidsmarkt werkt, hoe flexibel en sympathiek het ook klinkt. Modelmatig is het wellicht makkelijk te implementeren maar de realiteit werkt anders. Eftelingeconomie, in plaats van evidence based economics. Sectoren bepalen geen lonen – bedrijven doen dat. Samen met de overheid, de grootste werkgever van allemaal. En die bedrijven en organisaties kijken naar wat andere bedrijven betalen. Tenslotte wil je een laag loon betalen, maar ook een concurrerend loon. En – en dit is echt vloeken in de economische neoklassieke kerk – het blijkt dat zowel werkgevers als werknemers een ‘normaal’, ‘rechtvaardig’ loon willen betalen in plaats van een loon dat aangepast is aan het eigen bedrijf… .
Het zou goed zijn als Dijsselbloem hier meer nota van nam. Echte mensen, echte markten, echt werk.
feb 9, 2014
Posted by MerijnKnibbe on feb 9, 2014 | 0 comments
De artikelen op Voxeu over het gevoerde Eurozone crisisbeleid zijn vaak uitermate kritisch en wijzen tamelijk consistent op de innerlijke tegenstrijdigheden van dit beleid. Toch gaat ook deze kritiek nog te vaak uit van het Bovenberg/Beetsma idee dat de Eurozone gemodelleerd kan worden als een aantal landen die allemaal hetzelfde product maken met dezelfde productietechnologie, waardoor de lonen de enige concurrentievariabele worden. De nationale rekeningen, de input-output tabellen en de kapitaalstromen maken, als deze economisch geanalyseerd worden, echter meer dan duidelijk (en deden dat ook voor de introductie van de Euro al) dat de Bovenberg/Beetsma aanname fundamenteel onjuist is. Loonmatiging is voor de meeste landen nauwelijks van belang voor verbetering van de concurrentiepositie en leidt tot bestedingsuitval die, tragisch, het innovatieve vermogen van deze landen via de verslechterde financiële positie van de bedrijven eerder verzwakt dan versterkt. Ook andere vaste waarden van het reguliere economische denken blijven niet overeind in de collectiviteit van deze artikelen. Wat eens temeer aangeeft dat het tijd voor een fundamentele heroriëntatie van de economische wetenschap, of althans van het deterministische, normatieve en fundamenteel a-empirische (nutscurves…) economische optimaliseringsmodel dat in een beperkte groep van invloedrijke academici maatgevend wordt geacht voor wetenschap en maatschappij.
Op de site Voxeu wordt door economen regelmatig gepubliceerd over de crisis en vooral over het beleid dat, in de EU, wordt gevoerd om deze crisis te bestrijden. Wat zegt een ‘steekproef’ van deze artikelen over dit beleid, waarbij deze steekproef bestaat uit de artikelen die de afgelopen maand (8 januari – 9 februari) over het crisisbeleid zijn gepubliceerd (tussen haakjes wat voorbeelden, verduidelijkingen en opinies van mijn kant)? Berichten over toekomstig beleid (de bankenunie) blijven buiten beschouwing. Vandaag het eerste deel van dit overzichtje, binnen enkele dagen het tweede deel.
8 januari, Marco Buti, A consistent trinity for the Eurozone.
Buti stelt dat een aantal doelstellingen die momenteel worden nagestreefd in ieder geval op de korte termijn strijdig zijn en soms beter via EU beleid dan via nationaal beleid te bereiken zijn. Hij noemt de volgende trilemma’s:
(A) Houdbare overheidsfinanciën (beheersbare schuld, waarbij Buti, impliciet, ook de impliciete overheidsgaranties voor de banken onder verstaat) versus het gewenste behoud van het sociale veiligheidsnet dat ook noodzakelijk is als fundament voor de Euro en het Europese project! in combinatie met structurele hervormingen (die, nogal vaag, overigens niet worden benoemd)
(B) de onmogelijkheid om tegelijkertijd de schulden af te bouwen en concurrentiekracht te verhogen (i.e. de relatieve lonen te verlagen) in landen waar de schulden al hoog zijn en die te maken hebben met hoge werkloosheid en een zware crisis die minder inkomen zowel als lage inflatie leidt (hij gaat nog uit van 1,5% inflatie in 2014, waarschijnlijk pakt dit lager uit) terwijl ook de andere EU landen bezuinigen.
(C) En hij noemt uiteraard de negatieve terugkoppeling tussen problemen bij de banken en de overheidsfinanciën die versterkt wordt doordat de landen geen eigen munt hebben maar de Euro (de extra leningen door de Griekse staat die nodig waren om de banken te steunen die in problemen waren doordat de Griekse overheid oude leningen had afgestempeld zijn hiervan een zeer kras voorbeeld, M.K.).
(mijn grootste probleem met deze analyse: concurrentiekracht is in eerste intantie niet vooral gebaseerd op lage lonen maar op goede producten, hoewel Duitsland wel een probleem had in het begin van de jaren negentig, toen het de hoogste lonen van de EU had. Eind jaren negentig was dit probleem echter al grotendeels opgelost)
10 januari. Willem Buiter, Why fiscal sustainability matters.
In wezen is dit het Reinhart en Rogoff verhaal: als je hoge private en publieke en vooral buitenlandse schulden hebt dan wordt je erg afhankelijk van anderen, anderen die zomaar hun gedrag kunnen veranderen. Niet doen dus. En als je het wel gedaan hebt: herstructureren! Waarbij de Eurozone het probleem erger maakt dan nodig is: “For political/monetary ideological reasons, a monetary-fiscal stimulus in the Eurozone is highly unlikely, regardless of how desirable it may be from the perspective of economic activity.” Hij pleit naast lagere tekorten ook voor een veel agressievere zowel als creatievere aanpak van oude private en publieke schulden: maturity extensions, coupon cuts, interest deferrals, debt exchanges involving present-value haircuts … through face-value haircuts… partial public debt mutualisation (burden-sharing by the core). Such public debt mutualisation can be done either through the front door (through explicitly mutualised fiscal facilities such as the European Stability Mechanism) or through the back door (by the ECB purchasing the debt of excessively indebted sovereigns and accepting net-present-value losses or face-value losses on these purchases, up to complete cancellation of the debt involved). Another possible way of addressing a public debt overhang without multi-year demand-destroying fiscal austerity would be a one-off wealth levy.
13 januari. Jennifer Castle en David Hendry. The real wage-productivity nexus.
Strikt genomen is dit geen Eurozone verhaal. Maar het haalt wel het ‘we leven nog in de negentiende eeuw dus succesvol concurreren kan alleen door de lonen te verlagen’ verhaal omver: ‘There has been a constant relationship between real wages and productivity since 1860‘. Zelfs in de negentiende eeuw waren stijgende lonen geen probleem voor de concurrentiepositie en de economische groei van landen (overigens was juist in de decennia voor 1860 in het VK de relatie tussen lonen en productiviteit veel zwakker, zoals blijkt uit ander onderzoek. Dit betekent dat als je nu de lage lonenkaart speelt je toch moet aangeven dat er in 2008 een mega-trendbreuk is geweest, net als rondom 1860 toen, weliswaar korte tijd onderbroken door de burgeroorlog, de massale voedselimporten uit o.a. de VS op gang kwamen door (1) de aanleg van spoorwegen en (2) de opkomst van efficiëntere stoomschepen). Zie overigens ook dit Voxeubericht van Claudia Steinwender over de invloed van de transatlantische telegraaf (1866) op prijsfluctuaties, die direct veel kleiner werden. Importen werden niet alleen goedkoper – maar het prijsrisico werd ook kleiner.
Natalie Chen, Luciana Juvenal, The prices of higher quality goods respond less to exchange rate movements
De export van luxe goederen (want daar gaat het echt over, in her artikel), i.e. topwijnen, zijn minder afhankelijk van de wisselkoers dan de exporten van ‘commodities’, i.e. goedkope wijnen (wat in het kader van deze blogpost aangeeft dat het Bovenberg/Beetsma theorema ook vanuit marketingoogpunt faalt).
16 januari. Enrico Peritti, The roots of shadow banking
Volgens dit artikel zijn schaduwbanken zijn een soort pandjeshuizen die het recht hebben gekregen om als ze hun eigen leningen per direct moeten terugbetalen de panden te verkopen – zonder daar een schuld aan de pandeigenaren aan over te houden! Doordat dit razendsnel kan gebeuren (zie Lehman – een kwestie van uren) vissen die dus achter het net, in zo’n geval, waardoor een ordelijk bankroet niet meer mogelijk is, de pandeigenaren andere bezittingen per direct moeten verkopen enzovoorts. Er moet een groter deel van het risico bij de schaduwbanken worden gelegd.
(als economisch-historicus zie ik schaduwbankieren gewoon als ‘bankieren’. In 1749 waren er, in heel Leeuwarden, maar twee kleine bankiertjes. De rest van de kredietverlening ging direct van huishouding tot huishouding, elke huishouding (kredietcontracten in de hypotheekboeken werden routinematig zowel door man als vrouw ondertekend) was zijn eigen ‘schaduwbank’. En eigenlijk zijn we dat ten dele nog – immers, we hebben spaargeld op de bank staan, om onze liquiditeit te garanderen als zoonlief de auto aan gort rijdt. En dat moet inderdaad beter worden geregeld. Nu zijn het vooral de huishoudens die achter het net vissen als het misgaat, dat moet veranderen).
Scott Ross Baker, How did household balance sheets affect consumption during the Great Recession?
Ehm… huishoudens met (A) veel schuld en (B) veel van hun bruto (!) bezit illiquide vastgelegd (bijvoorbeeld in een woning) bezuinigen tijdens een crisis sterker dan andere huishoudens, wat die crisis dus versterkt (Sorry, dit moet er even uit: dit lijkt een banale waarneming en dat is het natuurlijk ook – maar onder leiding van mensen als Robert Lucas en Alan Greenspan hebben neoklassieke economen decennia lang in steeds krassere bewoordingen gesteld dat schulden juist geen probleem waren, integendeel, de toename van de schulden gaf aan dat huishoudens bezig waren met ‘intertemporal optimizing’ en dat waarschuwende ‘Post-Keynesiaanse en ‘Oostenrijkse’ economen, in beide gevallen een slag economen dat in tegenstelling tot neoklassieke economen wel kan boekhouden, er helemaal niets van snapten en dat wat onder meer in Nederland, tussen 1995 en 2012, alleen maar goed was voor iedereen en niet alleen maar voor de banken. En het is dus van groot belang dat ook een ‘big data’ analyse het probleem en het falen van het Amerikaanse economische wereldbeeld nogmaals onderstreept. De auteur wijst overigens ook op het Eggertson/Krugman artikel, dat de Post-Keynesiaanse/Oostenrijkse ideeën neoklassiek probeert te vertalen).
Volgende keer meer.